Drie recensies

14 april 2015

REMCO CAMPERT IS EEN OUDE HELD

De nieuwe verzameling korte verhalen en columns van Remco Campert “Te vroeg in het seizoen”, is een feest om te lezen. Zelf heb ik dat nauwelijks gedaan. Die stukjes lezen.

Jezus, wat lijken die stukjes al een eeuwigheid op elkaar. Maar ja, Remco Campert is het hoogbejaarde troeteldier van de grachtengordel en de laatste Nederlandse schrijver die nog bewust heeft “meegemaakt” hoe je vader, in dit geval Jan Campert, stierf aan borstvliesontsteking in Neuengamme, een concentratiekamp van de Duitsers in Noord-Duitsland. Jan Campert werd dus niet gefusilleerd, zoals veelal wordt aangenomen. Doodsoorzaak was lichamelijke zwakte.

Remco Campert kan bij niemand kwaad doen. Of hij nu over zijn poes schrijft of over zijn fluitketel.

Je ne sais pas met Campert. Altijd dat gekoketteer met Parijs. Zogenaamd nooit geld, altijd dronken en al gepijpt worden voordat het in Nederland uitgevonden was. En tussen de bedrijven door maar dichten. Echt een zwaar leven, als beroepsdichter bedoel ik dan. Veel zwaarder dan acht uur op kantoor rondhangen voor je weer naar bed kunt gaan.

Remco Campert is altijd maar door gegaan, een echte bikkel, ook nadat hij zijn AOW kreeg van De Volkskrant. Driedubbele espresso en valium bij de hand. Paracetamol, Ibuprofen, antihistamine en allerlei soorten blauw- en paarskleurige puffers daar gelaten. En maar roken, roken, roken, alsof hij er voor betaald krijgt.

Als Campert praat, als je zijn stemgeluid hoort op radio of televisie of laptop, klinkt hij altijd bibberig en buiten adem. Onzeker, nerveus en verneukt.

Altijd gaan de verhalen en gedichten van Remco Campert in een stotterig ritme over de ledigheid en verveling van zijn eindeloze stoet suffe alter ego’s.

De moeder van Remco Campert was de middelmatige actrice Joekie Broedelet. Zij was jaren lang de oma in Sesamstraat. Tot op hoge leeftijd. Zij werd bijna honderd, maar is nu alweer jaren dood. Maar wel een van de vele vrouwen van de doodgevroren verzetsheld Jan Campert uit de Tweede Wereldoorlog. Het leven kent vele lagen.

Joekie Broedelet was slechts een van de vele scharrels van de verzetsheld Jan Campert. Zo was ook de schrijfster Willy Corsari (de broer van de koning van de Jordanese operette Willy Alberti) een van zijn minnaressen. Willy Corsari is overigens echt honderd geworden en heeft dus, net als haar collegaatje in de kunst Joekie Broedelet, zestig jaar lang kunnen mijmeren over een onstuimige nacht met Jan Campert.

Jan Campert is “bekend” vanwege zijn vergeten gedicht “Achttien doden”. Hij had net zo goed een gedicht kunnen schrijven met de titel “Veertig scharrels”.

Op naar de winkel om dit nieuwe boek van Remco Campert te kopen en dan te lezen.

 NIEUWE ROMAN PHILIP ROTH PERSIFLEERT AIDSEPIDEMIE

“Nemesis”, te vertalen als “Wraak”, is de onsubtiele afrekening van de inmiddels 82-jarige Amerikaans-joodse schrijver Philip Roth met zijn in 1983 overleden Zambiaanse ex-vrouw Nokoko Budi, die als een van de eerste slachtoffers van de toen juist uitgebroken aidsepidemie overleed, maar in de kleine twee jaar dat zij hun huwelijk consumeerden er vanzelfsprekend in slaagde de al jaren als kandidaat voor Nobelprijs voor de Literatuur genoemde viriele kluizenaar te besmetten. En hoe! Sinds Roth te horen kreeg dat hij seropositief was schreef hij inderdaad alsof de dood hem op de hielen zat. In geen van de boeken wierp hij licht op zijn besmetting of het mislukte huwelijk met Nokoko Budi, maar blijkbaar vond Roth het op zijn oude dag tijd om eindelijk naar buiten te treden met dit genante hoofdstuk uit zijn leven, al is dat dan allemaal metaforisch, al ligt het er wel heel dik bovenop.

Om te beginnen spreekt de titel boekdelen. De wraak geldt de vrouw die hem een kleine dertig jaar geleden besmette, Nokoko Budi, duidelijk te herkennen in de quasi onschuldige Marcia, die in het boek zich voor hem wil opofferen, maar de oplettende lezer snapt dat het hele verhaal als een tragische lachspiegel voor de dood en het leven moet worden gezien. Alles is als het ware in spiegelbeeld geschreven: Marcia is jong en joods, Nokoko Budi was in werkelijkheid zwart en stokoud, 84 om precies te zijn. Ook de sarcastische en weinig subtiele knipogen naar Auschwitz en Sobibor zijn overduidelijk te herkennen in het idyllische zomerkamp Indian Falls, waar de indianen symbool staan voor de SS van Heinrich Himmler. En dan het besmette alter ego van Roth, Bucky Cantor. In Oostkustslang betekent Bucky negerinneneukertje en Cantor verwijst natuurlijk naar de penis, de eikel om precies te zijn, de paddenstoel, de cantharel.

De verwijzingen naar onsmakelijke seks zijn, zoals gewoonlijk in de boeken van Roth, weer eindeloos en voorspelbaar. Om er een paar te noemen: hotdogs die tijdens de epidemie geen aftrek meer vinden, kleine besmette jongens die worden bedolven onder de overweldigende aandacht van Negerinneneuker paddenstoel, bootje varen naar een onbewoond eilandje om dat te doen waar Philp paddenstoel voor leeft, namelijk neuken, neuken en nog eens neuken.

Uiteindelijk kiest de besmette held eieren voor zijn geld en zwelgt in zijn laffe zelfbeklag, een diep en vunzig modderbad van schuld en schaamte. Schuld en schaamte die als een rode draad lopen door alle anti-semitische en racistische romans van deze toekomstige Nobelprijslaureaat.

Roth is een veelschrijvend genie. We zijn gewend in zijn boeken veel meer te lezen dan er echt in staat. Dit keer heeft Roth zijn persoonlijke leed wat al te opzichtig vermomd als een teder verhaal over een rechtsschapen gymleraar in het 1944 van de Verenigde Staten. De held wilde zogenaamd graag vechten in Europa tegen de nazi’s, maar zijn brilletje bleek te sterk en hij was gedwongen thuis te blijven en de boel te besmetten met zijn niets ontziende zucht naar paddenstoelprakkerij. Roth had beter een nieuwe bril kunnen nemen toen hij besloot zijn privébeslommeringen aan het papier tot te vertrouwen. Op deze manier voel je je als serieuze lezer in het ootje genomen. Toch willen wij dit nieuwe boek 4 van de 5 sterren geven aangezien het enorm taboe doorbrekend is en de nette armoede van de joodse wijken van Newark prachtig beschreven is. Een echte aanrader.

 KNAUSGARD IS NIET TE MISSEN

Gisteren heb ik met veel plezier de vijf in het Nederlands vertaalde boeken van de Noorse schrijver Karl Ove Knausgard gelezen. Dat was wel even doorharken, want alleen de eerste vijf delen van de zesdelige autobiografie  “Min Kamp”, “Mijn Strijd” in het Nederlands, en tot de schrik van sommigen “Mein Kampf” in het Duits, tellen bij elkaar al ruim 2000 bladzijden. Dus tijdens het koken was ik nog pas halverwege deel vijf. Het zesde deel “Vrouw” komt pas dit jaar in vertaling uit, maar ik heb ik het net on line in het Noors besteld, dus over dat laatste deel binnenkort meer.

Niet dat ik het Noors perfect beheers, maar na het zien van een lawine aan Scandinavische televisieseries, zoals “Wallander”, “The Killing”, “The Bridge”, “Dicte”, “Borgen”, “Arne Dahl”, “Rita”, “Lilyhammer” en “The Legacy”, denk ik dat ik de Scandinavische talen Noors, Deens en Zweeds aardig onder de knie heb gekregen.

En dan heb ik het nog niet eens over geniale Scandinavische films, zoals “Festen”, “Adam’s Apples” en “As it is in Heaven”, of de verfilmingen van de boeken van Stieg Larsson, de “Millenium Triologie”.

Wat opvalt is dat Noorse acteurs in Noorse, Zweedse en Deense series en/of films spelen, Zweedse acteurs in Noorse, Zweedse en Deense series en/of films spelen en Deense acteurs in Noorse, Zweedse en Deense series en/of films spelen.

Tijdens de vele backpack vakanties, die mij als twintiger en dertiger over de hele wereld deden zwerven, was mij ook al opgevallen dat Scandinaviërs in hun eigen taal met elkaar kunnen communiceren. Finnen konden hier vanzelfsprekend niet aan meedoen, want het Fins behoort tot de Fins-Oegrische talenfamilie, net als het Estisch, Karelisch en Hongaars.

Ik dwaal af. Het eerste deel van “Mijn Strijd” heet “Vader” en telt 445 pagina’s. Voortdurend schieten wij als lezers in de lach bij de vreselijk autoritaire vader, die zich in rap tempo dood drinkt en alles verliest: zijn huwelijk, zijn kinderen, zijn baan en ten slotte ook zijn leven. Een hilarisch boek.

Deel twee van de cyclus heet “Liefde”, telt 602 pagina’s en laat je inzien dat liefde een stoorzender is, die je moet elimineren als je gelukkig wilt worden.

Het dunne deeltje drie: “Zoon”, 443 pagina’s, is een slaapverwekkend relaas over de overbekende verloren onschuld, die elk kind vroeg of laat te wachten staat.

Deeltje vier heet “Nacht”, 477 pagina’s, gaat over neuken en zuipen als jong volwassene. Heel herkenbaar en daardoor saai.

Deel vijf heet “Schrijver”, telt 636 pagina’s en gaat over de drie boeken die Knausgard geschreven heeft.

Zijn eerste boek “Ute av Verden”, verschenen in 1998, was een succes in Noorwegen, maar is nog niet vertaald.

Zijn tweede boek “Engelen vallen langzaam”, verschenen in 2004, is een draak van een boek, omdat het een hervertelling van de Bijbel is.

En toen kwam na eeuwen navel staren “Mijn Strijd” uit, tussen 2009 en 2011, de zesdelige autobiografie waarmee Knausgard voor altijd miljonair en vrij zal zijn. Een wereldhit. In Noorwegen schijnt 1 op de 3 huishoudens de complete zesdelige autobiografie in huis te hebben, maar ook gelezen te hebben. Men zegt daar: “Hij beschrijft wie ik ben. Hij beschrijft mijn leven.” Dat zegt wellicht meer over de Noren dan over Noorwegen.

Een schrijver met een haast continu “writer’s block”, die de wereld van de literatuur op zijn kop heeft gezet. Ster op festivals en in praatprogramma’s over de hele wereld, met zijn relaxte, getormenteerde en eerlijke Jezus Christus look.

Het laatste deel “Vrouw” schijnt te gaan over hoe de vrouw van Knausgard ten onder ging aan de openhartigheid van haar man. Haar eigen schrijverscarrière, haar moederschap en eigenwaarde werden verzwolgen door het succes van haar man Karl Ove. De vrouw van Knausgard schijnt ook nog een bipolaire stoornis te hebben. Het is mij een raadsel waarom mensen die lijden aan deze psychische stoornis dwangmatig de zomers doorbrengen op de Noordpool en de winters op de Zuidpool.

Kortom, deze literaire sensatie mag je niet missen. Binnenkort meer als ik het laatste deel in het Noors heb gelezen.

Deze drie recensies zijn geschreven in opdracht van het literaire tijdschrift “De Revisor”. Ik ontving 1500 euro zwart per recensie.