Jij gaat dit stukje niet lezen

Afbeelding kan het volgende bevatten: buiten

Net zoals jij sta ik bol van de vooroordelen, omdat het koesteren van je vooroordelen net zo veilig voelt als het consumeren van een tweede fles wijn door een alcoholist. Ik durf er niet aan te beginnen om mijn vooroordelen te tellen, maar vandaag wil ik kort aandacht besteden aan 1 van mijn vele vooroordelen: bestsellers deugen niet.

In deze tijd van ontlezing (is deze laatste bewering een vooroordeel? Jij bent tenslotte deze woorden aan het lezen, dus misschien valt de ontlezing enorm mee) is het belangrijk om te benadrukken dat je met “bestseller” een zeer goed verkopend boek bedoelt en het niet over een auto of een koffiezetapparaat hebt. Misschien heb ik het mis en weet jij heel goed dat etc. Ik leid jou met mijn vorige paar zinnen wellicht af van hetgeen waar ik het over wil hebben: mijn vooroordeel dat bestsellers niet deugen.

In september 2019 kwam het boek ‘De meeste mensen deugen’ van historicus en schrijver Rutger Bregman uit. Het boek werd direct een bestseller en staat nu, 16 maanden later, nog steeds in de wekelijkse top 10 van best verkochte boeken. Ik had eerdere boeken van Rutger Bregman met veel plezier en aandacht gelezen en was in de veronderstelling dat ik tot een select groepje van intellectuelen behoorde dat zijn boeken las. Aangezien ‘De meeste mensen deugen’ vanaf de eerste dag van publicatie een enorm succes was had ik het gevoel dat mijn liefde voor het werk van Rutger Bregman was besmeurd door de tsunami aan enthousiaste reacties van mensen die normaal gesproken nooit een boek lezen.

Hoe snobistisch kan een mens zijn? Ik ben bang dat ik hoog zou scoren, mocht er een top tien van meest snobistische mensen ter wereld zijn. Hoe had ik kunnen denken dat de boeken van Rutger Bregman zeldzame juweeltjes voor mensen zoals ik zijn; hoogopgeleid, knap, humoristisch en sportief. Een eerder boek van Rutger Bregman, ‘Gratis geld voor iedereen’, werd in maar liefst 32 talen vertaald, dus mijn liefde voor Rutger Bregman kon onmogelijk zo exclusief zijn als ik dacht. Conclusie: ik ben een snob van het zuiverste water.

Vorige week heb ik dan toch eindelijk ‘De meeste mensen deugen’ gelezen en ik kan niet anders zeggen dan dat het een meesterwerk is: inspirerend en getuigend van een indrukwekkende, swingende eruditie.

Nu ben ik gedwongen om terug te komen op mijn vooroordeel dat bestsellers per definitie niet deugen. Het feit dat jij dit stukje tot het einde hebt gelezen betekent dat het met jouw ontlezing vandaag wel meevalt.

De helende werking van een goed verhaal

Geen fotobeschrijving beschikbaar.

Marjolein Hekkelman, dagbestedingscoah van Woonzorgcentrum Zephyr in Almere, waar onder meer dementerende ouderen worden verzorgd, benaderde mij vorige week met de vraag of ze mijn verhaal ‘Het sprookje van de slechte cowboy en het goddelijke wolkje’ in de ‘Zephyr activiteiten courant’ mocht opnemen, zodat het verhaal door het personeel van Woonzorgcentrum Zephyr aan cliënten kan worden voorgelezen. Vanzelfsprekend gaf ik hier toestemming voor, sterker nog, ik vind het een eer als een verhaal van mij kan bijdragen aan het vergroten van het welzijn van dementerende ouderen.

Afbeelding kan het volgende bevatten: 1 persoon

Bij de 100ste verjaardag van Patricia Highsmith

Patricia Highsmith's Forbidden Love | The New Yorker

Vandaag, 19 januari 2021, is het honderd jaar geleden dat de Amerikaanse schrijfster Patricia Highsmith werd geboren in Fort Worth, Texas. Patricia Highsmith, die al bijna vijfentwintig jaar dood is, zij overleed op 4 februari 1995 in het Zwitserse Locarno, wordt in Nederland nog maar weinig gelezen. Al haar boeken zijn ooit in het Nederlands verschenen maar worden hier niet meer herdrukt, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Duitsland, de Verenigde staten en Groot-Brittannië, waar haar boeken nog altijd gretig aftrek vinden. Als je haar boeken toch in Nederlandse vertaling wilt lezen kennen we tegenwoordig gelukkig de website boekwinkeltjes.nl waar praktisch al haar boeken voor een paar euro per stuk zijn aan te schaffen.

De moderne, vooral visueel ingestelde mens, zal Patricia Highsmith misschien “kennen” van de verfilming van haar in 1955 verschenen roman ‘The Talented Mr. Ripley’ van regisseur Anthony Minghella uit 1999, waarin Matt Damon Ripley speelt. Overigens werd het boek al in 1960 in het Frans verfilmd onder de titel ‘Plein Soleil’, met in de hoofdrol de Franse superster Alain Delon, die net als de Amerikaanse acteur Clint Eastwood het eeuwige leven heeft.

Patricia Highsmith werd begin jaren vijftig van de vorige eeuw in één klap wereldberoemd toen niemand minder dan regisseur en “master of suspense” Alfred Hitchcock haar debuutroman ‘Strangers on a train’ met veel succes verfilmde. De ruim twintig romans en tien verhalenbundels die zij vervolgens publiceerde werden bijna allemaal een groot succes. Dat roept de vraag op: wat is het geheim van het succes van Patricia Highsmith?

Patricia Highsmith schreef psychologische thrillers die anders van karakter waren dan alles wat ooit eerder in dat genre was geschreven. Haar werk is duidelijk beïnvloed door het Franse existentialisme en de grote psychologische romans van de negentiende-eeuwse Russische schrijver Fjodor Dostojevski. In al haar boeken werpt zij vragen op over identiteit en moraal.

Tot de komst van Patricia Highsmith werden misdaadromans vooral bevolkt door goeieriken en slechteriken, in de vorm van aan de ene kant politiemensen en privédetectives en aan de andere kant boeven en slechte mensen, die moordden, stalen en verkrachtten. Je kunt daarbij denken aan de boeken van Agatha Christie en Raymond Chandler.

In de boeken van Patricia Highsmith komen nauwelijks tot geen professionele speurneuzen voor. Alle suspense komt van “gewone” mensen, die vaak geleid worden door irrationele motieven of plotseling in een crisissituatie terechtkomen waarbij geweld niet wordt geschuwd, maar vaak geen doel op zich is. Dit heeft tot gevolg dat in al haar boeken een zeer beklemmende, haast koortsachtige sfeer heerst die gerust uniek genoemd kan worden. Daders van gewelddaden komen er in het werk van Patricia Highsmith meestal zonder straf vanaf. Daarbij is het onmogelijk om haar boeken weg te leggen als je er eenmaal in begonnen bent. Met haar vernieuwende benadering van de misdaadroman gaf Patricia Highsmith een heel andere invulling aan wat wij tegenwoordig een psychologische literaire thriller zouden noemen.

Haar invloed op misdaadauteurs die na haar kwamen is enorm. Daar hoef je bij voorbeeld alleen maar mijn zinderende debuutroman ‘Kathmandu Hipsters’ uit 2018 voor te lezen.

In het zeer informatieve boek ‘Über Patricia Highsmith: Zeugnisse von Graham Greene bis Peter Handke’ (merk op dat zowel Graham Greene als Peter Handke de Nobelprijs voor Literatuur hebben gewonnen) dat in 1980 in Zürich door Diogenes Verlag werd uitgegeven en in 1982 onder de titel ‘Over Patricia Highsmith’ in Nederland verscheen bij Uitgeverij De Arbeiderspers, komen nogal wat opmerkelijke feiten over het schrijverschap van Patricia Highsmith naar voren.

Patricia Highsmith werd geboren als Mary Patricia Plangman. Zij was enig kind en daarnaast ook een door haar beide ouders ongewenst kind. Haar ouders zijn nog voor haar geboorte gescheiden. Haar moeder hertrouwde in 1924 met de kunstenaar Stanley Highsmith en het drietal verhuisde naar New York. Op haar twaalfde jaar werd Patricia Highsmith een jaar bij haar oma in Fort Worth gestald. Haar problematische jeugd had tot gevolg dat zij een levenslang wantrouwen ten opzichte van intimiteit en relaties behield. In haar hele leven heeft ze geen langdurige liefdesverhoudingen gekend. Het grootste deel van haar leven leefde ze in volslagen isolement, samen met haar katten, in het nog geen honderd inwoners tellende Franse gehucht Moncourt, tachtig kilometer ten zuiden van Parijs.

Hoe verhield Patricia Highsmith zich tot het ambacht schrijven? Haar zelfgekozen isolement stelde haar in staat om een zeer gedisciplineerd leven te leiden. Zij stond elke dag vroeg op om vervolgens acht uur per dag aan het schrijven te wijden. Op reis gaan en bezoek krijgen waren haar een gruwel. Monomaan besteedde ze haar tijd aan schrijven en lezen.

Het grote succes van haar boeken betekende vanzelfsprekend dat zij veel geld verdiende met de verkoop van haar boeken, maar geld interesseerde haar niet. Zij betaalde zowel in de Verenigde Staten als in Frankrijk inkomstenbelasting. Dat is nog eens een andere instelling dan die van schrijvers als Michel Houellebecq of Arnon Grunberg die zich in de jaren negentig van de vorige eeuw formeel in Ierland vestigden omdat kunstenaars daar destijds geen belasting hoefden te betalen.

Patricia Highsmith had op het moment van haar overlijden drie miljoen dollar op haar bankrekening staan. Belangrijker is echter dat ze een rijk en intrigerend oeuvre heeft nagelaten waar nog veel lezers van kunnen genieten.

Het sprookje van de slechte schele cowboy en het goddelijke wolkje

Afbeelding kan het volgende bevatten: een of meer mensen, mensen die paardrijden, paard, buiten en natuur

Ik ga jullie nu eens een verhaal vertellen over een schele cowboy met een heel erg slecht karakter en het goddelijke wolkje.

Er was er eens een cowboy, Hanky heette hij, en die had een slecht karakter dat het een aard had. Hij vloekte de hele dag de ergste godslas­terlijke verwen­sin­gen, sloeg kleine kinderen zomaar om de oren, roste kleine poesjes op de maat van zijn lievelingsliedje met hun lieve katte­hoofdjes over een wasbord (ja, jongens en meisjes, vroeger, in het wilde westen, had je nog geen wasmachines, anders had stoute Hanky ze vast daarin gestopt). Ook kakte hij weleens op een oude krant, frommelde die dan ineen en gooide die vervolgens bij oude omaatjes door het raam naar binnen. En leuk dat hij dat vond als dan die poepbom op de schoot van het in een schommel­stoel bij het raam zittende oude vrouwtje uiteenspatte en ze helemaal onder Hanky zijn vieze poepstront zat! Gelukkig gooide hij vaak mis, omdat hij scheel was.

Oh, had ik dat al verteld, dat stoute Hanky scheel was? Ja, Hanky was zo scheel dat je bijna alleen nog maar z’n oogwit zag (eigenlijk was het ooggeel, want hij zoop zich scheel, oh nee blind, want scheel was hij al). Vroeger beston­den er nog geen spiegologen, maar ik weet welhaast zeker dat Hanky’s scheelheid de reden was voor zijn slechtheid. Hij kon het gewoon niet verkroppen dat hij zo’n stomme kop had (om over z’n lange bochelachti­ge lijf met x-benen nog maar niet te spreken). Daarom had de duivel bezit van hem genomen en ge­loofde Hanky nergens in. Tegen de kerk ging hij staan piesen en de bijbel gebruikte hij om z’n stinksigaretjes van te rollen.

Gelukkig werd hij eindelijk eens met z’n slechtheid geconfronteerd door God, via een heel klein goddelijk wolkje. En daar gaat dit verhaal eigenlijk over.

Het ging zo. Hanky was te lui en te dom om een echt vak te leren en daarom deed hij allerlei kleine klusjes voor lage mensen op hoge plaatsen. Zo riep de corrupte burgemeester van het dorp Hanky een keer bij zich en zei:

‘Hanky, je moet voor mij een pakje wegbrengen, helemaal door de woestijn naar Armpit Town.’

Hanky slikte even met z’n adamsappel als een struisvogelei omdat hij wist hoe zwaar de rit was. Weinig mensen kwamen levend terug uit de woestijn. Hij wist hoe heet en droog de woestijn altijd was (en hij had al nadorst van de dag ervoor!). Maar Hanky had geld nodig en dus nam hij de opdracht aan.

Hij ging op weg met een geleende schimmel die hinkte en voortdurend zure scheten liet. Hanky moest van het oosten naar het westen en de wind was oostelijk (het was slechts een klein briesje, maar toch), dus zat hij voortdurend in de stank van die oude manke schimmel.

In de woestijn verdwaalde Hanky al snel. Hij viel bijna flauw van de hitte en de dorst. Hij dacht dat hij rondjes reed, want de zon bleef boven z’n lelijke schele kop hangen. Al z’n water was al op en er waren zelfs geen cactussen om door midden te hakken en leeg te zuigen. Toen Hanky ten einde raad was en bijna stierf van de dorst, zag hij aan de horizon een klein wolkje dat zijn richting op kwam.

Het wolkje zweefde zo’n twintig meter boven de grond en stopte precies boven Hanky z’n schele bakkes. Hanky wist niet dat God in dat kleine wolkje zat.

‘Hé, schele!’ riep God vanuit het wolkje.

Hanky keek op en vond het na z’n zestiende fata morgana niet eens raar dat er een klein pratend wolkje, dat op twintig meter boven z’n hoofd zweefde, het woord tot hem richtte.

‘Wat mot je?!’ balkte Hanky laf.

God in het wolkje nam geen aan­stoot aan de beledigende toon van die schele duivel en zei: ‘Ik kom je redden van de dood in deze hete woestijn als je berouw toont voor al je slechte daden.’

‘Ik slecht? Hoezo?, mompelde Hanky brutaal.

‘Je piest tegen mijn huis, draait sigaretjes van mijn veel gelezen boek en gooit je kak bij mijn bejaarde dienaressen door het raam. Vind je dat dan gewoon?’

Hanky dacht even na en begon opeens in te zien hoe slecht of dat hij altijd geweest was.

‘Ik heb best wel spijt,’ zei hij.’ Als je echt spijt hebt gooi ik regen op je schele kop, wijs ik je de goede weg, geef je genoeg water in je veldfles mee voor de rest van de reis en maak ik ook even gratis weer even je schele ogen recht.’

Hanky hoefde niet meer na te denken. Het schaamrood steeg hem naar de kaken als hij dacht aan alle schanddaden die hij in zijn leven tegen zoveel onschuldige mensen en dieren begaan had.

‘Ja, ik heb berouw!’ schreeuwde hij bijna tegen het goddelijke wolkje.

En het goddelijke wolkje regelde een plensbui, wees Hanky de goede weg, gaf hem een paar veldfles­sen water en zette ook nog even gratis z’n schele ogen recht.

Zo zien jullie maar weer, jongens en meisjes, dat als je maar oprecht spijt hebt van iets wat je verkeerd hebt gedaan, alles, door Gods genade, weer goed kan komen.

Hanky ging, nadat hij zijn missie volbracht had, het klooster in en werd daar tot z’n dood op 104-jarige leeftijd de meest toegewijde klooster­ling van allen.

En het goddelijke wolkje zweeft nog steeds over de aarde om mensen te vergeven en op het goede pad te sturen. Misschien komen jullie hem ook wel een keer tegen!

Dit verhaal werd geschreven in de middag van 1 augustus 1993 op het terras van ‘O’ Sullivan’s’ in Beale Street, Memphis, Tennessee.

Slachtoffers & Beul

120w.nl, Weekwoord week 1: degeneratie

Geen fotobeschrijving beschikbaar.

Mijn grootmoeder overleed eind april in totale eenzaamheid aan de gevolgen van de verwoestingen die het coronavirus in haar broze lichaam had aangericht.

Twee maanden later bleek een 49-jarige astmatische Facebookvriend van mij binnen een dag voor altijd van het scherm verdwenen.

Dichterbij is het vermeende monster niet in mijn leven verschenen.

In plaats van het virus kwam de angst en de angst veroorzaakte nog meer slachtoffers .

Mijn tienerdochter was voor het eerst van haar leven smoorverliefd geworden op een klasgenoot waar ze nog nooit mee had gesproken. Ze heeft hem sinds mei vorig jaar eigenlijk niet meer gezien. Misschien zal ze door de coronacrisis haar ware liefde in dit leven niet tegenkomen.

Deze tijden betekenen een degeneratie van emoties.

Mijn inzending voor de Sybren Poletprijs 2021: Switbonki daagt Satsuma in het Aprium

Afbeelding kan het volgende bevatten: fruit en eten

Kiwie is de jakhalsbes die is begonia met de fruitoorlog? Paul Citroen gaf Karel Appel zonder enige banaanleiding een oorvijg met zijn schroefpalm, die hij van achter zijn ambarella tevoorschijn toverde. Van schrik liet de grote kunstenaar onder de apenbroodboom zijn bergzuurzak vallen, die als een granaatappel het oude blauwe besje Conny Braam in haar abrikoos trof. Zij besloot dadelijk met haar zwarte moerbei haar avocado meester Druif te bellen, met het dringende verzoek de lulo Citroen aan te klagen wegens meikers. De kweepeer veroordeelde Citroen tot een meloenschot op het tjampedak van de cassabanana in de aardbeiguave. Bloedsinaasappelsap stroomde uit zijn slijmappels als aardbeien langs de helling van een bergamot. Geen clementine voor de calamondin aan de gistende blimbing.

Samen en alleen met Serge Gainsbourg in de zomer van 1984

BBC Radio 6 Music - La Chanson de Serge: The Serge Gainsbourg Story, Part 1

Je doet Serge Gainsbourg (1928-1991) tekort als je zijn naam slechts verbindt met de wereldwijde monsterhit ‘Je t’aime… mois non plus’ uit 1969. In veel landen werd het nummer verboden of gecensureerd, zo ook in Gainsbourg’s eigen Frankrijk, waar de meest expliciete versie verboden werd. Als een nummer internationaal voor zo veel ophef zorgt is de kans groot dat het nummer in veel landen de nummer 1 positie behaalt. In Nederland was ‘Je t’aime… mois non plus’ de best verkochte single van 1969, al bleef het in de hitlijsten drie weken lang steken op nummer 2 en werd de eerste positie niet gehaald. Soit. In het Verenigd Koninkrijk en veel andere landen stond het nummer wel weken op nummer 1.

Omdat het liedje, dat 4.22 minuten telt, de opname lijkt te zijn van een vrijpartij tussen Serge Gainsbourg en zijn toenmalige vrouw de Britse actrice Jane Birkin (1946) kleurden de oortjes van het jonge singletjes kopende publiek vuurrood als het lied uit de speaker van hun radiootje klonk. In die zin was ‘Je t’aime… mois non plus’ een goede graadmeter voor de reikwijdte van de seksuele revolutie die in de jaren zestig van de grond gekomen was.

Vergeet vooral niet dat de teksten van Gainsbourg al sinds zijn debuut in 1958 als sardonisch en provocerend werden beschouwd. In de eerste jaren van de carrière van Gainsbourg vormden die classificaties een reden om niet geaccepteerd te worden door het grote publiek, in de woelige jaren zestig kwam dat anders te liggen. Een groot kunstenaar laat het grote publiek zich aan hem aanpassen en niet andersom.

Overigens was het nummer ‘Je t’aime… mois non plus’ al in 1967 opgenomen met niemand anders dan de toenmalige minnares van Gainsbourg, de beroemde Franse filmster Brigitte Bardot (1934) op “zang”. Zij zong het nummer echter een octaaf lager in dan Jane Birkin twee jaar later. Bardot’s toenmalige man Gunter Sachs verbood uitgave van die versie. Bardot trouwde vier keer en had talloze minnaars. Pas in 1986 stemde Bardot in met het uitbrengen van “haar” versie. Het werd een hit.

Oké, luister eerst maar eens naar ‘Je t’aime… mois non plus’ in de versie van Serge Gainsbourg en Jane Birkin uit 1969 op Spotify of YouTube.

Onschuldig toch? Teder. Lief. Ontwapenend. Maar schokkend? Nee. Lees de tekst:

Je t’aime, je t’aime, oh, oui je t’aime
Moi non plus
Oh, mon amour
Comme la vague
Irrésolue

Je vais, je vais et je viens
Entre tes reins
Je vais et je viens
Entre tes reins
Et je me retiens

Je t’aime, je t’aime, oh, oui je t’aime
Moi non plus
Oh mon amour
Tu es la vague
Moi l’île nue

Tu vas, tu vas et tu viens
Entre mes reins
Tu vas et tu viens
Entre mes reins
Et je te rejoins

Je t’aime, je t’aime, oh, oui je t’aime
Moi non plus
Oh mon amour
Comme la vague
Irrésolue

Je vais, je vais et je viens
Entre tes reins
Je vais et je viens
Entre tes reins
Et je me retiens

Tu vas, tu vas et tu viens
Entre mes reins
Tu vas et tu viens
Entre mes reins
Et je te rejoins

Je t’aime, je t’aime, oh, oui je t’aime
Moi non plus
Oh mon amour
L’amour physique
Est sans issue
Je vais, je vais et je viens
Entre tes reins
Je vais et je viens
Je me retiens
Non, maintenant viens

Als je geen Frans kunt lezen of begrijpen volgt hier de Nederlandstalige versie:

Ik hou van je
oh, ja ik hou van je
ik ook van jou
oh, mijn geliefde
als de besluiteloze golfslag
ga ik, ga ik en kom ik
tussen je lendenen
en ik
trek me terug

ik hou van je, ik hou van je
oh, ja ik hou van je
ik ook van jou
oh mijn geliefde
jij bent de golfslag, ik het naakte eiland
je gaat en je komt
tussen mijn lendenen
je gaat en je komt
tussen mijn lendenen
en ik
keer weer naar jou

ik hou van, je ik hou van je
ik ook van jou
oh, mijn geliefde
als de besluiteloze golfslag
ik ga ik ga en ik kom
tussen je lendenen
en ik
trek me terug

je gaat en je komt
tussen mijn lendenen
je gaat en je komt
tussen mijn lendenen
en ik
keer weer naar jou

ik hou van je ik hou van je
oh, ja ik hou van je
ik ook van jou
oh mijn geliefde
Het minnespel kent geen uitweg
ik ga en ik kom
tussen je lendenen
ik ga en ik kom
en ik trek mij terug
nee !
kom nu !

Ik weet dat niet iedereen de soms als te plastisch te ervaren verwoorde liefdesbewegingen in ‘Je t’aime… mois non plus’ aankan. Ik heb het hier over het preutse deel van de mensheid, onze broeders en zusters die een leven lang vol angst en argwaan met seksualiteit omgaan en iedere ochtend onder de douche verbijsterd constateren dat ze in het bezit zijn van een geslachtsdeel dat ze het liefst zo min mogelijk willen gebruiken waar het voor bedoeld is en zo veel mogelijk willen wassen. Smetvrees pur sang.

‘Je t’aime… mois non plus’ is een indrukwekkend en ontroerend lied. Vanzelfsprekend is het geen doorsnee liefdesliedje, het is gewaagder en intiemer. Vintage Gainsbourg in het opzoeken van de grenzen van wat kunst en goede smaak is. ‘C’est tout’ (‘Dat is alles’, in het Nederlands).

Voordat Gainsbourg zijn geluk in de muziek zocht heeft Gainsbourg jarenlang geleefd als kunstschilder met een missie. Daarna beproefde hij zijn geluk als acteur en later ook als regisseur. Hij componeerde de soundtrack voor bijna veertig films. Hij schreef talloze liedjes in opdracht, die vaak een hit werden, en daarnaast had hij ook nog zijn eigen muziek, waarin hij zich vanaf dag 1 uitleefde. Vanaf zijn debuutalbum in 1958 trok Gainsbourg de aandacht, aanvankelijk slechts in kleine kring. Gainsbourg bleef trouw aan zijn eigenzinnige teksten en muzikale arrangementen en vertrouwde erop dat het succes ooit zou komen. Hij kreeg gelijk.

In 1965 schreef hij voor France Gall, ‘Poupée de cire, poupée de son’, waarmee zij voor Luxemburg in dat jaar het Eurovisie Songfestival won en Gainsbourg internationaal naam maakte. De volgende hit die Gainsbourg voor haar schreef was het onschuldig klinkende ‘Les sucettes’, dat een overduidelijke metafoor voor orale seks was. France Galle had daar echter geen weet van, ze dacht dat het liedje over lollies ging. Haar naïeve schaamteloosheid zorgde ervoor dat haar loopbaan voor jaren in het slop kwam te zitten. Voor Gainsbourg gold precies het tegenovergestelde. Hebben we hier te maken met onvervalst seksisme? Jij mag het zeggen.

Aan het begin van 4 vwo werd ik na het lezen van de roman ‘L’etranger’ van Albert Camus van de ene op de andere dag francofiel. Ik verslond de boeken van Sartre, Genet, Vian, Cocteau, Duras en De Beauvoir. Ik las talloze boeken over de geschiedenis van Frankrijk, biografieën van de grote staatsman Napoleon tot de componist Claude Debussy en van beeldhouwer Auguste Rodin tot de filmster Alain Delon. In Amsterdam bezocht ik retrospectieve filmvoorstellingen van Louis Malle tot François Truffaut en van Jacques Tati tot Roger Vadim. Ik luisterde naar de muziek van Boris Vian, Jacques Brel (ja, snob, ik weet dat Jacques Brel een Franstalige Vlaming was, zijn grootste successen scoorde hij echter in Frankrijk,waar men hem zag als een Franse zanger) en uiteraard Serge Gainsbourg.

De meeste van mijn Franse helden die ik hierboven heb genoemd waren in 1984 al overleden, het jaar waarin ik voor het eerst naar Parijs ging. Mijn twee jaar jongere vriendin, die dankzij mijn toenmalige enthousiasmerende en dominante karakter ook francofiel was geworden, ging in mijn kielzog mee, op zoek naar de graven, woningen, musea en parken van onze helden, die we zo goed kenden van boeken, films en muziek.

Het vwo had ik in de lente van 1984 overigens zonder enig probleem afgerond. Van de bijna 200 vwo-leerlingen op mijn school die Frans in hun examenpakket hadden was ik de enige met een 10 voor Frans op mijn eindlijst.

Een van de weinige helden waarvan we wisten dat hij nog leefde was Serge Gainsbourg. Zijn woning bevond zich in het zevende arrondissement van Parijs, in de Rue de Verneuil nummer 5 bis, net aan de linkerkant van de Seine, in de Carré Rive Gauche, Op een flinke steenworp afstand van het huis van Gainsbourg, aan de overkant van de Seine, huist het Louvre, thuisbasis van de Mona Lisa en de Venus van Milo. Dat Gainsbourg een hoekhuis in de Rue de Verneuil bewoonde was onder de fans van hem al jaren een fait accompli (een voldongen feit) en het feit dat hij je binnenliet als je bij hem aanbelde elektrificeerde al zijn fans. Dat een idool zo toegankelijk was, etc., etc.

De missie was duidelijk. Op dag 1 wilden mijn lief en ik op bezoek bij Serge Gainsbourg. Misschien was hij thuis, misschien niet. We zeiden tegen elkaar dat we ongeveer vijftig procent kans hadden om hem thuis aan te treffen als we om 1 uur ’s middags bij hem zouden aanbellen. Als Gainsbourg niet op reis was (wat hij vaak was, de helft van het jaar zo ongeveer) was hij thuis en bleef hij thuis. Zeker sinds hij in de jaren zeventig een studio aan huis had en alle sessiemuzikanten in Parijs, en ver daar voorbij, bij zich thuis kon laten komen om hun ding te doen, wat zij graag deden, aangezien met een genie in zijn eigen huis te maken te hebben. Een vaak alcoholisch genie, dat wel.

Het plan was: aanbellen bij nummer 5 bis in de Rue de Verneuil en dan maar hopen dat Gainsbourg open zou doen en ons binnen zou laten. Er was geen plan B. We zouden om Gainsbourg gunstig te stemmen een bos tulpen en een fles dure cognac meenemen. Nadat het ijs gebroken zou zijn wilde mijn vriendin zich graag ter consumptie aan Serge Gainsbourg aanbieden. Mijn vriendin en ik hadden van te voren afgesproken dat we, zodra mijn vriendin naakt voor Gainsbourg zou staan, er geen grotere eer voor ons tweeën zou zijn als Gainsbourg mijn vriendin zou neuken, als hij dat zou willen. Een beetje likken of pijpen was ook goed. Het maakte niet uit, het zou gaan om de plotselinge intimiteit. Ik zou de ‘happening’ van alle kanten fotograferen en het resultaat van die fotosessie voor eeuwig achter slot en grendel houden, alleen toegankelijk voor mij en mijn vriendin.

Een condoom mocht niet worden gebruikt. Het was de bedoeling dat Gainsbourg in mijn vriendin zou klaarkomen, waarna we binnen ongeveer een kwartier het pand aan de Rue de Verneuil 5 bis zouden verlaten. We zouden geen empathie voelen voor de eenzame Gainsbourg, die net nog geneukt had met een Lolita en nu weer zo tragisch alleen was. Snel met de metro naar ons hotel bij de Place de la Republique. Aldaar aangekomen zou ik mijn vriendin snel ook neuken en in haar klaarkomen, waarna we vervolgens foto’s zouden maken, van mijn penis met daarop ook het zaad van Gainsbourg, en foto’s van de vagina van mijn vriendin, van waaruit de zaadcellen van Gainsbourg en mij samen naar buiten zouden komen zwellen, in een kolkende symbiose van idolatrie en beroemd zijn, samen en alleen, liefde en afstand, dood en leven, aandacht en tijd die wegtikt.

‘Samen en alleen met Serge Gainsbourg in de zomer van 1984’ stond op 2 januari 2021 als eerste op hoemannendenken.nl, de enige site vóór vrouwen, dóór mannen.

Dit bericht werd binnen een dag van Facebook verwijderd. Daar was ik al bang voor geweest en het gebeurde nog ook. Bijna zestig jaar na de seksuele revolutie. Dramatische preutse censuur. Lang leve Henry Miller, Jan Wolkers en Peter Mabelus!