In mijn vorige leven stond ik zeer sceptisch tegenover het fenomeen zielsverhuizing. Ik wist dat er religies zijn die geloven in reïncarnatie, zoals het hindoeïsme en het boeddhisme. Andere godsdiensten, zoals het christendom en de islam, stellen een eeuwig leven na de dood in het vooruitzicht. Zelfs de godfather van de westerse filosofie, Plato, geloofde in reïncarnatie en een eeuwig leven in de Ideeënwereld. En dat in de vierde eeuw voor Christus. Op een moment dat de monotheïstische godsdiensten nog eeuwen moesten wachten op hun overweldigende succes. Of kun je niet op iets wachten als je nog niet bestaat? Als je in reïncarnatie gelooft blijkbaar wel. En dan heb ik het niet over het jodendom, de eerste monotheïstische godsdienst. Maar of die godsdienst een succes genoemd mag worden is twijfelachtig.
Enfin, voor mij valt er niets meer te wachten. Ik ben gereïncarneerd. En wel als een varken. Beter gezegd, een varkentje, want ik kom net kijken. Al heb ik al wel een eigen appartementje in deze varkensflat. Visite wil ik hier niet ontvangen. Daar ontbreekt de ruimte voor. De stank is niet te harden, ook niet voor een varken. Mijn ouders heb ik nooit gezien.
Ik denk in taal, kan reflecteren op wie en wat ik ben, wat ik doe en wat ik heb meegemaakt. Ik heb een bewustzijn. Ik heb een ratio. Ik heb een geheugen. Ik heb een duidelijk besef van goed en kwaad. Enige handicap is dat ik het lijf van een varkentje heb en mij qua communicatie moet beperken tot knorren, bijten en duwen.
Geen van mijn huidige soortgenoten lijkt dezelfde geestelijke vermogens te hebben als ik heb. Als ik contact probeer te maken met andere varkens zie ik geen enkele blijk van herkenning. Ik ervaar van de andere varkens enkel angst en agressie. Ik leef in een betonnen jungle waarin mijn soortgenoten alleen aan zichzelf denken. Ik leef in een betonnen jungle waarin niemand samen wil denken. Ik leef in een wereld waarin niet wordt gedacht. Allen woonachtig in een even grote, of liever kleine, ruimte die niet veel groter is dan de ruimte die ons lichaam inneemt.
Het varken achter mij heeft aan mijn achterste geknaagd. Mijn staart is door de varkenshouder afgeknipt, dus mijn achterbuurman knaagde slechts met zijn zijtanden aan mijn stuitje, de gestulpte wond die achterbleef na de roof van mijn identiteit. Trouwens, geen prettig gevoel, dat knagen aan je stuitje. Behalve als je jeuk aan je taas hebt.
Om er voor te zorgen dat ik uit verveling en agressie de staart van mijn overbuurman niet afknaag heeft de varkenshouder, net als bij alle andere varkens, zonder verdoving mijn voortanden uitgetrokken. Dat was wel even pijnlijk, maar tanden heb je hier toch niet echt nodig om het slobbervoer naar binnen te werken dat ze hier serveren.
De flat telt tien verdiepingen. Ik woon op drie hoog, dat cijfer staat op de muur, maar van het uitzicht valt niet te genieten Er zijn hier geen ramen waardoor je een blik naar buiten kunt werpen. Ook is het hier binnen altijd donker.
Ik vermoed dat ik het enige varkentje ben met een bewustzijn. Al kunnen alle varkentjes om mij heen hetzelfde denken. Voor zover ik om mij heen kan kijken in het schemerdonker, een beetje naar links, een beetje naar rechts (en als ik naar voren kijk, zie ik de schilferige stuit van mijn soortgenoot, waar ik mjn door de varkenshouder verminkte gebitje niet in zou willen zetten), krijg ik niet de indruk dat de andere varkentjes ook gereïncarneerd zijn. Dat zou ik toch moeten merken?
De varkenshouder heeft geen idee dat ik in mijn vorige leven ook een mens geweest ben. Als hij dat zou weten zou hij mij vast anders behandelen, omdat ik in mijn gedachten en hart net zo ben als hij. Maar dat weet hij niet en dus behandelt hij mij als het zoveelste varkentje.
In mijn vorige leven heb ik op televisie gezien hoe varkens in de bioindustrie worden geslacht. De varkenshouder vervoert de varkens naar het slachthuis. De slachter pakt het varken bij zijn nekvel, om het daarna te eletrocuteren met een soort pistool, recht op het voorhoofd. Vervolgens wordt het varken in een bad met water van zestig graden Celsius gedompeld, zodat het daarna met een gasbrander ontharen wat makkelijker gaat. Dan volgt het direct onder de schedel aan een ijzeren haak ophangen. In tweeeën gedeeld met een soort kettingzaag. Waarna de organen, die er niet allemaal tegelijk spontaan uitvallen, eruit worden gerost door een knecht met een hakmes. Vervolgens kunnen alle onderdelen van ons worden gebruikt.
Vanzelfsprekend worden sommige delen van mij verwerkt in vleesprodukten, zoals gehakt, braadworst en speklap. Maar ook in zeep, drop, bier, kogels, medicijnen, snoep, brood en shampoo zijn resten van mij te vinden. Zonder dat u zich er bewust van bent zullen wij elkaar zeker ontmoeten. U kunt naar me kijken. U kunt me slikken. U kunt mij kussen.
Nu ik binnenkort geslacht zal worden en inmiddels zeker weet dat reïncarnatie bestaat, hoop ik dat ik in een volgend leven als mens wordt gezien en niet als handelswaar.