Je suis Radio Dirkshorngraaf 2

 

Dank je wel, Jan. Het volgende item van Radio Dirkshorngraaf is het wekelijkse moment voor onze dorpsdokter die vertelt over het meest bizarre moment tijdens zijn nachtdiensten van de afgelopen week. Ik bel met de dorpsdokter. Hij neemt niet op. Heeft hij vannacht nachtdienst gehad? Nee? Waar zou hij dan zijn? Hij neemt niet op. Volgens mij klikt de voicemail al aan. Dat heeft geen zin. Laten we maar iets anders gaan doen. Wat? Wordt er gebeld naar de studio? Door de dorpsdokter? Kunnen we dat ook op mijn oor krijgen? Zijn we nog live? Belt de dorpsdokter nu? Kun je hem doorschakelen? Luisteraars thuis, ik denk dat we zo toch verbinding gaan krijgen met de dorpsdokter die vertelt over het meest bizarre moment tijdens zijn nachtdiensten van de afgelopen week. Hallo? Dorpsdokter, bent u daar? Hallo? Dorpsdokter?

Ik ben er.

Ik bel met de dorpsdokter. Dorpsdokter, wat was het meest bizarre moment tijdens uw nachtdiensten van de afgelopen week?

Dinsdagnacht werd ik om een uur of drie gebeld door een cliënt die niet kon poepen. Hij had het al drie keer geprobeerd die nacht, maar er kwam niets uit. En toch voelde hij de drang om te poepen. En slapen kon hij niet. Hij was begonnen zich ernstige zorgen te maken en daarom had hij uiteindelijk ten einde raad de nachtdokter gebeld. En dat was ik.

U kwam gelijk ter plaatse?

Nee.

Wat deed u dan?

Ik liet hem naar mij toekomen.

Was dat wel verantwoord. Ik bedoel, u werd drie keer gebeld door een cliënt die niet kon poepen. Hij had het al drie keer geprobeerd die nacht, maar er kwam niets uit. En toch voelde hij de drang om te poepen. En slapen kon hij niet. Hij was begonnen zich ernstige zorgen te maken en daarom had hij uiteindelijk ten einde raad de nachtdokter gebeld. U liet hem naar u toekomen?

Ja

En toen? Ambulance? Niks aan de hand?

Niks aan de hand.

We gaan terug naar de studio. Dat is hier. We krijgen nu een reclameblokje.

 Tegelzetter Djon van vloer tot aan plafond.

Ik ben er voor u daar. Ik ben uw nieuwe makelaar. Geert-Jan. Omdat u wilt wonen.

Vis, het meest veelzijdige stukje vis. Vis!

Wij zoeken vrijwilligers voor de spelotheek. Houd u rekening met een wachttijd.

Ik ben slager Kees. Bij ons krijgt u alleen nog maar biologisch vlees.

 

Je suis Radio Dirkshorngraaf 1

 

Goedemorgen, lieve luisteraars. Welkom bij uw lokale radiostation, Radio Dirkshorngraaf. Voor het laatste lokale nieuws schakelen we live over naar onze verslaggever ter plaatse. Waar sta je ergens, Jan?

We staan hier voor de uitgebrande groene bak van Dirk Jansen, woonachtig aan het Slemperplantsoen 17, die midden in de nacht werd opgeschrikt door een luide knal. Toen hij uit het raam van zijn slaapkamer keek zag hij dat zijn gft-bak, zijn groene bak, in vuur en vlam stond. Ik sta hier naast Dirk Jansen en zijn uitgebrande groene bak en Dirk, vertel me eens, was die knal erg luid?

Ja

Werd je wakker van die knal?

Ja

Je werd wakker van die luide knal en daarna ging je uit het raam van je slaapkamer kijken wat er aan de hand was, toch?

Ja

Kon je gelijk uit het raam van je slaapkamer kijken om te kijken wat er aan de hand was of moest je eerst je gordijnen open doen of waren die gordijnen eerst dicht en heb je die daarna opengeschoven?

Ja

Zag je toen dat je groene bak in de fik stond?

Ja

Je was je zeker rot geschrokken?

Ja

Is die groene bak helemaal afgefikt of was die als een pudding half in elkaar gezakt omdat het groente- en fruitafval een dermate grote ruimte op de bodem van de groene bak had ingenomen dat het vuur het van vocht, groente en plastic doordrenkte onderste deel van de groene bak niet kon bereiken? De kritische massa moet te groot zijn geweest. Dus half verbrand en ingezakt als een pudding neem ik aan?

Ja

Tot zover onze reportage over de uitgebrande groene bak van Dirk Jansen die de hele buurt rond het Slemperplantsoen heeft geschokt. Terug naar de studio.

 

Oorlog

 

 

De eerste dag van de oorlog

Is de werkelijkheid

Onontkoombaar en onwerkelijk

 

De zon schijnt op mijn gezicht

Angst zweet

 

Een volgende dag van de oorlog

Gaan ervaringen te snel

Onafwendbaar en genadeloos

 

De zon schijnt op mijn gezicht

Verblindt mij

 

De laatste dag van de oorlog

Een oneindig lege lucht

Oneindige leegte

 

De zon schijnt op mijn gezicht

Licht solipsistisch

 

De werkelijkheid is

Onontkoombaar

Verdwenen

Onafwendbaar

Genadeloos

Oneindig en leeg

 

 

 

Mark Rutte gaat op vakantie

 

Tring tring tring
Met Markt Rutte, hahaha
Met je moeder
Ha mam, hahaha
Heb je alle kampeerspullen al ingepakt?
De tenten en de haring? De nieuwe? Hahaha
Ja, de kampeerspullen
Komt helemaal goed, mam. Hahaha
Wat was je aan het doen?
Teletekst kijken over Griekenland. Hahaha
Ga je naar Griekenland?
Nee, mam. Hahaha, de crisis! Hahaha
Welke crisis? Gaan we niet op vakantie dan?
Natuurlijk wel, mam. Hahaha
Ik heb vandaag olijven gekocht op de markt
Op de markt? Uit Griekenland? Hahaha
Ja, van die aardige Turkse meneer
Mam?
Ja?
We zien elkaar morgen in Elburg

Mama, ik ga nog even afpilsen met Diederik en Alexander
Diederik?
Je weet wel, die socialist
Gatver. Heb je je Samsonite al ingepakt?
Samson?

Uitzendbureau.com

Plaats je profiel op Uitzendbureau.com en wordt gevonden! Duizenden werkzoekenden hebben via Uitzendbureau.com een baan gevonden! Je profiel uploaden is gratis! Het enige wat je moet doen is drie quizvragen goed beantwoorden!

1 – Wat is de hoofdstad van Frankrijk?

2 – Hoeveel bulten heeft een kameel?

3 – Maak de volgende zin af: Na regen komt …..

Als je deze drie vragen goed hebt beantwoord mag je deelnemen aan de quiz, bestaande uit in totaal 300 quizvragen per telefoon! Vul je telefoonnummer in op de internetpagina en er wordt aan jou een PIN code beschikbaar gesteld! Je PIN code vul je in op de pagina, zoals weergegeven op je beeldscherm, om deze dienst te activeren! Op het moment dat je de (telefoon)verbinding verbreekt, kun je de dienst stoppen! Blijf dus aan de lijn, beluister de vragen en vul het juiste antwoord in met optie 1 of optie 2 via jouw telefoon! Deelname aan deze dienst is mogelijk tussen [startdate] en [enddate]! Degene met de meeste vragen goed wint en mag gratis zijn profiel uploaden! Elke tiende uploader wint bovendien een gratis Peltor Optime 2 H520P3 gehoorkap met ingebouwde Behringer MA 400 hoofdtelefoonversterker!

Wie zijn wij?

Missie

Mensen gelukkig maken door hen te helpen bij het vinden van een nieuwe baan! Wij gaan niet eerder rusten voordat iedereen fluitend naar het werk gaat! En werkloosheid, dat gaat het museum in!

Visie

Mensen zien steeds meer in dat ze gelukkig worden van een baan die bij ze past! Technologie kan ervoor zorgen dat de juiste match ontstaat! Werk wordt steeds flexibeler, het wordt steeds makkelijker om van job te wisselen! Een droombaan zoeken is als het leven, veel trial and error! De uitzendbranche speelt hierin een belangrijke rol!

Veelgestelde vragen:

Wat is een uitzendbureau?

Tafel met laden om aan te werken (voorbeeld: aan/achter je bureau zitten schrijven), die via radio of televisie bepaalde zaken laat horen of zien. Voorbeeld: de film wordt vanavond uitgezonden.

Wat is een profiel?

Zoals het er van opzij uitziet. Voorbeeld: door zijn grote neus heeft hij een opvallend profiel.
Oppervlak van ribbels en putjes en dergelijke. Voorbeeld: het profiel van de autoband is afgesleten.

Wat is uploaden?

Een computerterm,die de lucht inschieten betekent. Voorbeeld: hij uploadde zijn c.v. (centrale verwarming) keihard de lucht in.

Wat is gratis?

Waar je niets voor hoeft te betalen. Voorbeeld: Kom allemaal naar het dorpsfeest. De toegang is gratis.

Een gratis appel bij aankoop van een kant-en-klaarmaaltijd.

Als proef twee weken lang de krant gratis en voor niets in de bus (grote auto voor meer dan twintig personen) ontvangen.

Het team van Uitzendbureau.com:

Bert Hendriks (42) speelt in zijn vrije tijd games op zijn PS3, hij drumt en hij vindt het leuk om ook buiten werktijd te programmeren!

Linda Hendriks (36) is 3 tot 4 dagen per week op kantoor te vinden! De rest van haar tijd brengt ze door met haar gezinnetje of al hardlopend door de Meerlose omgeving! Voor minder dan 7 km per ronde doet ze het niet! Daarmee is Linda toch wel de fanatiekste hardloopster onder ons!

Merel Hendriks (22) is de avontuurlijkste van het hele stel! Ze heeft in Zuid-Afrika, Nijmegen en Tilburg gestudeerd en is dol op reizen! Ze tennist op behoorlijk niveau en speelt zelfs door in de winter!  Iets wat de meesten van ons niet kunnen zeggen!

Thijs Hendriks (15) is voor wereldvrede en gaat graag op reis om nieuwe culturen te ontdekken en zichzelf op spiritueel vlak te ontplooien!

Rob Hendriks (14) speelt in zijn vrije tijd graag een spelletje op de computer! Daarnaast sleutelt hij graag aan brommers en motors en crost hij er ook graag mee!

Dennis Hendriks (13) voetbalt in zijn vrije tijd bij HBV Beers en drinkt een biertje (of twee) op een festival!

Vera Hendriks (10) zwemt in haar vrije tijd veel bij BZ&PC, en ze is geregeld te zien op een zwemkamp! Ook houdt ze ervan om buiten te wandelen met haar hondje, en zo nu en dan schijnt ze ook een zonnebril te winnen!

Drie voorbeelden van een profiel:

Voorbeeldprofiel 1:

Sinds mijn pensionering maak ik dagelijks een boswandeling van twee uur. Voor ik de deur uitga heb ik al uitgebreid ontbeten en gescheten. Bij dit ontbijt  drink ik een liter sterke zwarte koffie. Na het ontbijt  begeef ik mij naar het toilet om mijn gerief te doen. De rest van de dag houdt mijn anus zich rustig, een scheet hier en daar gelaten.  Maar op een dag liet ik tijdens mijn boswandeling een scheet en poepte mijn hele broek vol! Ik durfde geen scheten meer te laten en  zag af van mijn dagelijkse boswandeling. Mijn huisarts diagnosticeerde bij mij een “twijfelaars”: “Uw billetje heeft een eigen willetje,” sprak ze tegen mij.”Uw anus heeft bruine sterallures gekregen.”

Voorbeeldprofiel 2:

Ik ben geen doolsnee Chinees. Zo welkte ik als lendielenvelzolgel in de lokale dielentuinen van Lilviken en Jokkmokkguidelna in Lapland. In Lome welkte ik als laviolibeleidel in een dlie stellen lestaulant in de wijk Tlastevele. Lock ’n loll is mijn lievelingsmuziek. Voolal Elvis Plesley en Jelly Lee Lewis kunnen mij bekolen. In Palijs was ik secletalis van de loemluchte schlijvel Jean Paul Saltle en studeelde aan de Solbonne, vlak bij het Jaldin du Luxemboulg. Aan mijn tijd in Lotteldam, ik welkte als havenalbeidel delde klasse, bij de Eulopoolt, heb ik mindel goede helinnelingen, omdat ik vleselijk gedisclimineeld weld vanwege mijn splaakgeblek. Kan ik el wat aan doen dat ik alleen de lettel l goed kan uitspleken in het woold “pergola.”

Voorbeeldprofiel 3:

Ik heb mijn lippen gestift. Om een goede indruk te maken op de man, die mij straks, bij mijn vierenveertigste sollicitatiegesprek, af zal wijzen voor een baan die ik niet wil. Ik heb geen zin meer om te werken. Ik ben op. Opgemaakt en op. Op en opgemaakt. De lippenstift op mijn lippen heb ik gestolen bij de Hema, waar je alles kunt stelen wat je wilt, omdat de mensen die er werken ook niet gelukkig zijn. Het niet opmerken als een kleurloos type, zoals ik, lippenstift van vier euro per stuk, in haar jaszak laat glijden. Van het UWV moet ik elke week solliciteren. Wanneer mag ik genieten van het leven, in plaats van elke week vernederd te worden?

Je rechten en plichten als uitzendkracht:

Als uitzendkracht heb je geen rechten, maar wel plichten:

Enkele belangrijke plichten:

– Op tijd komen!

– Zelf de wc schoonmaken als je hebt gemorst bij je kleine of grote boodschap!

– Geen lunch meenemen waardoor je uit je mond gaat stinken, zoals Zwitserse kaas, filet americain met uitjes of zure haring als broodbeleg!

– Klusjes opknappen voor het team van Uitzendbureau.com: die kunnen variëren van schoenen poetsen, boodschapjes doen of, tegen riante betaling (zwart minimumloon!) seksuele handelingen verrichten voor en met het team van Uitzendbureau.com!

– Verplicht ontslag na een maand!

(Het tarief van deze dienst is €0,90 per minuut. Om deel te nemen aan deze dienst, bestaande uit in totaal 300 quizvragen per telefoon, vult u uw telefoonnummer in op de internet pagina en wordt er aan u een PIN code beschikbaar gesteld. Uw PIN code vult u in op de pagina, zoals weergegeven op uw beeldscherm, om deze dienst te activeren. Op het moment dat u de (telefoon)verbinding verbreekt, kunt u de dienst stoppen. Blijf dus aan de lijn, beluister de vragen en vul het juiste antwoord in met optie 1 of optie 2 via uw telefoon. Deelname aan deze dienst is mogelijk tussen [startdate] en [enddate]. Degene met de meeste vragen goed wint. Voor informatie kunt u contact opnemen per e-mail nl@dial4fun.com of bezoek de website. Interact2Media, handelende onder de naam Dial4Fun, is gevestigd in Singapore (30 Raffles Place #17-00 Chevron House).

Klik hier om je af  te melden voor onze nieuwsbrief.

1 zin (Buddha has left the building zonder leestekens)

 

Bij de aardbeving van 7,8 op de schaal van Richter die op 25 april 2015 aan de voet van de Himalaya om 6.11 uur lokale tijd plaatsvond met het epicentrum op 50 kilometer afstand van de Nepalese hoofdstad Kathmandu was er geen ontstekingsmechanisme van 1 bom nodig om de in 1564 gebouwde Taleju Tempel op het Durbarplein in het hart van de stad Kathmandu te laten instorten als een Jengatoren waarvan de laatste cruciale bouwsteen wordt weggetrokken door een deelnemer aan het spel die net zo graag had willen winnen als de andere deelnemers aan het spel maar de pech had om de persoon te zijn die op het verkeerde moment in het spel aan de beurt was het laatste moment

Geestmerambacht: Het Central Park van Alkmaar!

Mijn gezin woont sinds de zomer van 2006 in Alkmaar-Noord. Ondanks het feit dat bossen, duinen, zee en strand zich op een half uur fietsen van onze woning bevinden, hebben we ons hart vooral verpand aan recreatiegebied Geestmerambacht, dat ten noorden van Alkmaar gelegen is.

Vóór 2006 ben ik een aantal keren in New York geweest en was daar vooral weg van Central Park. Het Central Park heeft grofweg de vorm van een rechthoek en een oppervlakte van 341 hectare. Vooral ‘The Pool’, de grote plas in het midden van het bosrijke park, geeft je het gevoel dat je in de vrije natuur en ver buiten de stad bent. Geestmerambacht geeft hetzelfde gevoel aan bezoekers en inwoners van Alkmaar.

Toen ik voor het eerst in Geestmerambacht ging hardlopen viel mij de gelijkenis met Central Park direct op. Ook een groot park met in het midden ‘De Zomerdel’, een nog grotere plas dan ‘The Pool’ in New York. Qua oppervlakte is er niet eens zoveel verschil. Geestmerambacht telt tegenwoordig 291 hectare. Ruim 900.000 mensen bezoeken jaarlijks dit natuurgebied. Het park kent daardoor een veel rustiger sfeer dan Central Park met zo’n 25 miljoen bezoekers per jaar. Central Park en Geestmerambacht lijken niet alleen qua vorm en bestemming op elkaar. In beide parken valt veel te doen.

Hoe houd je zoiets schoon? Het Recreatieschap Geestmerambacht wordt beheerd door Recreatie Noord-Holland NV., waar ongeveer 100 enthousiaste medewerkers werkzaam zijn, die zorg dragen voor het onderhoud en het schoonhouden van het natuurgebied. Afval, achtergelaten door dagrecreanten, is meestal binnen een dag verdwenen.

“Geestmerambacht: Het Central Park van Alkmaar”, verscheen op 22 juli 2015 op pagina 11 van “Het Langedijker Nieuwsblad”.

http://www.rodi.nl/widgets/1693-langedijk/nieuws/1243763-ingezonden-geestmerambacht-het-central-park-van-alkmaar

Switbonki daagt Satsuma in het Aprium

 

Kiwie  is de jakhalsbes die is begonia met de fruitoorlog? Paul Citroen gaf Karel Appel zonder enige banaanleiding een oorvijg met zijn schroefpalm, die hij van achter zijn ambarella tevoorschijn toverde. Van schrik liet de grote kunstenaar onder de apenbroodboom zijn bergzuurzak vallen, die als een granaatappel het oude blauwe besje Conny Braam in haar abrikoos trof. Zij besloot dadelijk met haar zwarte moerbei  haar avocado meester Druif te bellen, met het dringende verzoek de lulo Citroen aan te klagen wegens meikers. De kweepeer  veroordeelde Citroen tot een meloenschot op het tjampedak van de cassabanana in de aardbeiguave. Bloedsinaasappelsap stroomde uit zijn slijmappels als aardbeien langs de helling van een bergamot. Geen clementine voor de calamondin aan de gistende blimbing.

De dood van een schrijver

 

Ik was die avond even na tienen thuis gekomen van mijn werk. Ik voelde me brak en vuil. Ik had honger. Na een snelle verfrissende douche en daarna een dubbele boterham met zes vette plakken Gelderse worst, rijkelijk besmeurd met scherpe Franse mosterd, voelde ik me als herboren. Ik was klaar om datgene te doen wat ik me zo had voorgenomen te doen, waar ik heel mijn hart en ziel en zaligheid in kwijt kon: verder schrijven aan mijn roman. Mijn eerste roman, waar ik vier maanden geleden aan was begonnen. Ik had al ruim zeventien bladzijden van mijn grote schrijfblok vol geschreven. Tot nu toe was ik zeer tevreden over wat er op papier stond.

Zeventien bladzijden in vier maanden tijd lijken niet zo veel. Je moet echter wel bedenken dat ik een erg drukke baan heb. Druk is eigenlijk niet het goede woord. Ik bedoel dat ik erg veel tijd kwijt ben met het vervullen van mijn functie van assistent-beheerder van de oostelijke fietsenstalling van het Centraal Station van Amsterdam.

Fietsen moeten worden gestald en soms gerepareerd. Verder hebben we daar ook nog de verhuur van fietsen. Maar vaak genoeg is er niet veel te doen. Ik loop vaak dubbele diensten. Dagen van zestien uur werken zijn voor mij geen uitzondering. Dat doe ik niet omdat ik een geldwolf ben, zo zit dat niet. Ik werk zo veel om de schulden af te lossen die ik vorig jaar gemaakt heb om met mijn vriendin twee maanden op vakantie te gaan naar Indonesië. En dan verklap ik gelijk de tweede reden waarom ik zo weinig tijd heb om te schrijven. Mijn vriendin.

Mijn vriendin wil me heel graag en heel vaak zien. Niet dat we dan veel bijzonders doen. We hebben een totaal verschillende opvatting over het vreugdevol besteden van vrije tijd.

Zij houdt veel van televisie kijken, vooral soapseries. Ik hou niet van televisie kijken, ik lees liever een goed boek. Mijn vriendin gaat graag naar de bioscoop. Ik word claustrofobisch als ik op commando in het duister voor minimaal anderhalf uur in een krappe zetel moet zitten staren naar iets waar ik geen invloed op heb, hoogstens onderbroken door het op commando likken aan een ‘magnum’ waar ik ook niet van houd.  Zij houdt van snoepen, ik niet, geef mij maar kaas of worst. Zij houdt van knuffelen op de bank. Ik krijg daar een verrekte nek of pijn in mijn rug van. Zij vindt het leuk om een eindeloze stoet van zogenaamde vrienden en kennissen bij haar te laten komen eten, dag in, dag uit. Die vrienden en kennissen zijn allemaal ‘erg goede vrienden’ van haar waar ze ‘heel goed mee kan praten’. En die vrienden moet ik, als zijnde haar vriend, natuurlijk allemaal ontmoeten en serieus nemen. Ik vind het vreselijk. Ik vind een handvol vrienden, die je af en toe ziet omdat je dat echt wilt, genoeg. Ik moet er niet aan denken om elke dag iemand over de vloer te hebben die praat over zijn of haar baan in de automatisering, het open jeugdwerk, of op de universiteit. Het interesseert me eenvoudig niet. Ik heb er geen energie voor. Ik besteed een aanzienlijk deel van mijn vrije tijd liever met het schrijven aan mijn eerste roman. Als ik niet schrijf dan vind ik het prettig om in een café te kletsen met mijn vrienden terwijl we doorzakken en groots en meeslepend praten. Gezellig met een sigaretje erbij Belgische biertjes drinken tot onze hoofden gaan tollen en draaien. Als het zover is wil ik naar huis.

Mijn vriendin rookt niet. Ze drinkt niet. Ze houdt niet van literatuur. Ze leest niet. Ze heeft nog nooit een verhaal van mij gelezen. Dat interesseert haar niet.

Ondanks dat er weinig dingen zijn die we samen kunnen delen hou ik erg veel van mijn vriendin. Ze is erg lief en attent. Vorige week heb ik alweer een mooi overhemd van haar cadeau gekregen. Een grof katoenen overhemd met een Inca-achtig motief. Pasteltinten in horizontale banen afgewisseld met wit.

Omdat we weinig gemeenschappelijke interesses hebben is het wat mij betreft goed genoeg als we elkaar twee keer in de week zien en bij elkaar slapen. Dan hebben we tenminste genoeg tijd om samen de dingen te doen die we allebei leuk vinden.

Mijn vriendin denkt daar anders over. Daarom belt ze me ook zo vaak. Iedere dag. En dat terwijl ze elke dag een andere eetafspraak heeft. Bellen is haar passie. Ze belt me na, desnoods tijdens zo’n etentje om te vertellen wat haar goede vriend of vriendin zoal aan het doen is. Ze vermeldt goede tips over het zoeken van een baan die bij mijn niveau past. Ik ben immers afgestudeerd. Tips over netwerken. Eén grote gezellige club van bruisende academici met uiterst zinvolle bezigheden. Ik wil dat ze me met rust laat. Ik wil schrijven.

Ik had me voorgenomen die avond te schrijven. Ik legde het open geslagen schrijfblok klaar op de schoon geruimde eikenhouten tafel in mijn woonkamer. De zware pen vol gitzwarte inkt op het schrijfblok. Rechts van het schrijfblok de prachtige grote ronde zwarte bakelieten asbak uit de jaren vijftig, die ik van mijn moeder gekregen heb voor mijn achttiende verjaardag. Daarvoor mijn pakje Camel Filters Turkish & American Blend. Daarnaast de benzine-aansteker die een vriend voor me uit Viëtnam meegenomen heeft. Het is een gebutste koperkleurige Zippo die ooit het eigendom geweest is van een G.I. Joe met daarop het stoere opschrift ‘You never really lived until you’ve nearly died’. Links naast het schrijfblok een zojuist geopende literfles Albert Heijn Huiswijn (rood) en een hoog en slank limonadeglas. Ik was er klaar voor.

Mijn antwoordapparaat stond twee meter van me vandaan op het stereomeubel. Ik had het bandje nog niet afgeluisterd. Het rode lampje flikkerde steeds drie keer. Drie boodschappen. Moeder?, vriend?, vriendin?, mijn vriendin? Voor ik met schrijven wilde beginnen luisterde ik het bandje af. Twee keer een in gesprektoon, de derde boodschap was van mijn vriendin.

‘Hallo schatje, met mij. Ik zit met Remco en Inez in ‘De Duvel’. Kom je ook? Het is nu tien uur, dus ik snap niet waarom je nog niet thuis bent. Ben je weer naar de avondwinkel geweest om een fles wijn te halen? Grapje. O.k., tot zo.’

Mijn vriendin had dus vlak voor het moment dat ik thuis gekomen was gebeld. Ze wil altijd precies weten tot hoe laat ik moet werken. Dan kan ze uitrekenen hoe laat ik thuiskom. Ik woon immers exact acht minuten fietsen van mijn werk vandaan. Zo weet ze precies wanneer ze me kan bellen. En dat doet ze dan ook. Ik drukte op ‘erase’ om het bandje blank te spoelen. Ik liet het antwoordapparaat aanstaan.

Ik had voor de volgende avond met mijn vriendin afgesproken om naar een film met Tom Hanks te gaan. Ze wist dat ik die avond wilde schrijven. Ik voelde me niet geroepen om op mijn fiets te stappen en naar ‘De Duvel’ te gaan. Niet dat ik geen zin had om te drinken. De fles stond klaar op tafel. Ik had geen zin om te praten met mensen die me niet interesseerden. Ik moest schrijven. Anders zou mijn roman nooit afkomen. Bovendien waren Remco en Inez weer typisch van die kennisjes van haar. Ik had ze wel eens ontmoet. Sympathiek, maar een beetje saai, dertien in een dozijn mensen. Geen haar op mijn hoofd die eraan dacht die kant op te gaan.

Ik keek naar het schrijfblok. Niets kon me deze avond van schrijven weerhouden. Deze avond was van mij. Ik schonk mezelf een limonadeglas rode wijn in en stak een sigaret op.

Ik staarde voor me uit. Rook kringelde van mijn sigaret en dreef in de vorm van een toeter uit mijn mond. Ik nam een grote slok wijn, het glas was half leeg. De pen danste besluiteloos in mijn hand, tikkend op het papier.

Ik dacht aan mijn vriendin. Mijn vriendin in de kroeg. Dat mocht wel in de krant. Ze zou wel weer aan de thee zitten. Net als de keren dat ze met mij een café bezoekt. En ongetwijfeld had ze als gewoonlijk bij het bestellen van haar kopje thee de serveerster op het hart gedrukt het theezakje absoluut niet, ik herhaal, absoluut niet!, in het hete water te hangen. Want van te sterke thee krijgt ze last van haar darmen. Hoe vaak heeft ze me al niet verweten te sterke thee te zetten. De pot moet dan weer leeg, nieuw water opgezet. Ik weet er alles van. Van te sterke thee. Van haar spastische dikke darm.

Ik begon te schrijven. Ik had er zin in. Ik wist wat ik ging doen. Ik had een concept. Die dag zou ik een hoofdstuk beginnen waarin de totale liefde en loyaliteit tegenover de enige echte ware liefde in een mensenleven tot uitdrukking moesten komen. Als uitgangspunt voor dit hoofdstuk gebruikte ik de eerste liefde van mijn leven, van ruim tien jaar geleden, Karin.

Toen ik de tweede regel van mijn schrijfblok bekladde ging de telefoon. Ik wendde geïrriteerd mijn hoofd naar de stoorzender. Na de vierde keer overgaan zou het antwoordapparaat automatisch de boodschap opnemen. Als het dringend was zou ik de boodschap horen en direct kunnen reageren. De telefoon ging een tweede keer over. Ik keek op mijn horloge, het was half elf. Wie kon er zo laat nog bellen? Was er iets ergs gebeurd? Had er iemand plotseling een hartaanval gehad? Was er brand misschien? Iets met mijn familie? Een derde keer. Misschien een dronken lor die mijn nummer nog had en in een sentimentele bui wilde weten hoe het met me ging? Ik besloot het antwoordapparaat gewoon aan te laten staan. Wat kon er immers gebeurd zijn? Als het iets ergs was kon ik er toch niets meer aan doen. Misschien belde mijn vriendin een tweede keer. Om te vragen of ik naar ‘De Duvel’ zou komen. Maar ik moest schrijven en ik had toch duidelijke afspraken met mijn vriendin over de volgende dag? Niet reageren, dit was geen fatsoenlijk moment meer om iemand op te bellen. Veel mensen sliepen al. Gewoon aan laten staan. De telefoon ging een vierde keer over.

‘Rot op,’ mompelde ik en nam een slok wijn. Mijn glas was leeg en ik schonk het glas opnieuw vol terwijl ik mijn boodschap luid hoorde schallen door mijn woonkamer.

‘U luistert naar het antwoordapparaat van Peter Mabelus. Na de pieptoon kunt u een boodschap inspreken.’

Het antwoordapparaat gaf enige flipperkastgeluiden ten beste, daarna hoorde ik geroezemoes. Toen de stem van mijn vriendin.

‘Hoi, Peter. Met mij.’ Ze aarzelde even.

Ze had Peter gezegd, niet liefje. Was ik opeens niet lief meer? Ja, Peter was stout, heel stout. Omdat ik nog steeds niet in ‘De Duvel’ was verschenen. Om gezellig met haar goede vrienden te kletsen.

‘Nou ja, ik snap er niks van,’ vervolgde ze, ‘je bent toch thuis? Als je thuis bent, wil je dan opnemen?’

Ik twijfelde. Ik was toch een volwassen man? Ik had toch niets te verbergen voor mijn eigen vriendin? De afspraken waren toch duidelijk gemaakt? Ik had toch een legitieme reden om niet naar ‘De Duvel’ te gaan?

Toen ik de telefoon opnam gierde even een schelle fluittoon door mijn telefoon en appartement, als van een overstuurde gitaarversterker.

‘Hallo?,’ zei ik. De toon van mijn stem klonk me schijnheilig en laf in de oren.

‘Waar was je nou?,’ vroeg mijn vriendin.

‘Ik ben net thuis en ik zit te schrijven,’ zei ik.

‘Ik zit hier heel gezellig met Remco en Inez in ‘De Duvel’,’ zei mijn vriendin. ‘Kom je ook?’

‘Nee,’ zei ik. ‘Je weet toch dat ik vanavond wilde schrijven?’

‘Doe nou niet zo saai.’

‘Hoezo saai? Ik wil nu schrijven. Morgen moet ik weer vroeg op. Dus is het sowieso niet verstandig om naar de kroeg te gaan.’

‘We zitten alle drie aan de thee hoor. Dus je kunt morgen heus wel fris weer opstaan.’

Het angstzweet brak me uit bij het idee om met drie thee drinkende mensen een kroeg in te duiken terwijl het mijn nachtrust zou gaan kosten.

‘We hebben toch voor morgen afgesproken?,’ zei ik. ‘Morgen gaan we naar die film met Tom Hanks. Laat me nu gewoon schrijven.’ Ik nam schielijk een enorme slok wijn.

‘Lekker spontaan ben jij hoor,’ zei mijn vriendin. ‘Ik doe nog eens moeite om jou bij mijn vrienden te betrekken.’

‘Liefje, ik ga nu schrijven en ik zie je morgen.’

‘Nee, dat vind ik niet leuk. Ik wil je nu zien. Ik verlang naar je.’

‘Liefje, je hebt het nu toch leuk met Remco en Inez? Ga nu lekker naar hun terug. Je kunt niet alles tegelijk doen. Vanavond breng je met hen door, morgen met mij, o.k.? Ik zie je morgen.’

‘Je bent een a-sociale eikel. Je denkt alleen maar aan jezelf.’

‘We hadden toch een afspraak over vandaag. Ik zou toch een beetje schrijven, schatje? Morgen zie ik je toch weer, liefje?, in de bioscoop? Tom Hanks?’

‘Egocentrische eikel!,’ zei mijn vriendin en hing op.

Ik staarde naar de hoorn in mijn hand, legde hem na een paar seconden terug op de haak. Daarna keek ik naar de klok. Over zeven uur moest ik alweer paraat zijn in de oostelijke fietsenstalling van het Centraal Station van Amsterdam. Ik keek naar de wijnfles waar nog ruim vier grote limonadeglazen uit gingen. Ik dronk mijn glas leeg. Daarna schonk ik een nieuw glas wijn in. Ik keek weer naar de fles. Nu nog drie grote limonadeglazen wijn. Ik stak een nieuwe sigaret op en keek naar mijn schrijfblok en pen. Ik bleef kijken en roken. Ik schreef niet. Ik dronk. Ik was moe en dacht aan de volgende dag. Ik dronk mijn glas leeg en schonk het glas opnieuw vol. Ik staarde naar het nauwelijks beschreven papier en vloekte. Nu nog twee limonadeglazen wijn.

De telefoon rinkelde.

 

Papegaai

 

Dit verhaal speelt zich af in de tijd dat mensen elkaar nog discrimineer­den. Vandaag de dag kan men zich dat nog maar moeilijk voorstellen, maar als we er een kloek geschiedenisboek op naslaan, ik denk bijvoorbeeld aan de beroemde naslagwerken ‘Zwart op wit, over rassenschande en andere gedateer­de fenomenen’ van de Zwitserse hoogleraar Schöngraber, of ‘Discriminatie, theorie en praktijk’ van de Rotterdamse socioloog van Randwijk, kunnen we het inderdaad zwart op wit zien staan: vroeger vonden mensen andere mensen vaak meerwaardig, maar meestal minderwaardig, omdat ze een andere huids­kleur hadden.

Men sprak in de sociologie van die dagen ook wel over de zogenaamde ‘rassenladder’. De rassenladdertheorie, die voor het eerst geformuleerd werd in de jaren vijftig door de Oegandese antropoloog Soeaseusoembo, behelsde dat het blanke ras de eerste plaats op deze ladder bezette, de gelen (ook vaak het gele ras genoemd) bezetten de tweede plaats, de zwarten (ook vaak negers genoemd) vormden de hekkensluiters van deze trap, of eigenlijk moet ik dan zeggen trappensluiters, maar dat is geloof ik geen Nederlands woord.

Nu was het zo dat die tweede en derde plaats van de rassenladder discutabel waren. Sommige sociologen vonden dat de zwarten de tweede en de gelen de derde plaats op de rassenladder hoorden te bezetten. Argumenten daarvoor waren vrij zwak. Zo voerden diegenen die vonden dat de zwarten de tweede sport van de rassenladder dienden te bezetten aan dat de zwarten succesvoller waren dan de gelen in het uitoefenen van bepaalde takken van sport. Denk daarbij aan, bijvoorbeeld, de honderd meter sprint bij atletiek en basketball. Of het beoefenen van bepaalde populaire dansmuziek. Ik noem de ‘hip hop’, de ‘disco’ en de ‘rap’. Zij beweerden dat de gelen weinig kaas hadden gegeten van deze twee terreinen en enkel tot grote prestaties konden komen op het gebied van de laffe handel en dat nog onder dwang van de overheid ook. In deze school werden de gelen ook wel: ‘De joden van de rijzende zon’ genoemd. Onterecht, lijkt mij, want appels moet je niet met peren vergelijken. Chinezen zijn geen Japanners.

Zij die vonden dat de zwarten op de derde plaats van de rassenladder hoorden te staan meenden dat de gebieden waarin de zwarten excelleerden zó primitief waren dat die ‘prestaties’ onmogelijk een tweede plaats op de rassenladder rechtvaardigden.

Sommige sociologen pleitten er zelfs voor de zwarten als mensen­groep van de rassenladder te verwijderen en bij de biologi­sche groep van de mensapen geclassifi­ceerd dienden te worden, maar dergelijke sociologen werden slechts gevonden in het diepe Zuiden van de Verenigde Staten van Amerika en onder de racistische boeren van Zuid-Afrika, waar tientallen jaren apartheid de breinen van menige blanke voor altijd had misvormd.

Overigens vonden sommige zwarte sociologen dat de zwarten de eerste plaats op de rassenladder dienden te bezetten. Waren de oudste menselijke resten immers niet in Afrika gevonden? Deze argumentatie werd weggehoond door het sociologische etablissement dat er op wees dat er ‘nog nooit een fatsoen­lijke uitvinding door een zwarte gedaan was die de mensheid vooruit had geholpen.’

Enfin, ik dwaal af. Ik wil de lezer enkel inwijden in de rassenpro­blematiek van die tijd. Een historisch fenomeen dat de laatste generaties vreemd is. De jongeren van nu hebben misschien wel eens oude avonturenfilms gezien waarin zwarten door joelende blanke en gele menigten met bulderende vlammenwerpers achterna worden gezeten omdat zwarten de toen nog ongeneeslijke ziekte aids zouden verspreiden. Ik refereer aan de kassuccessen van die dagen ‘Sero Positive Warriors’, ‘The Black Plague’ en ‘The Black Dick Inside Me’. Inmiddels weet iedereen dat aids niet een seksueel overdraagbare ziekte is maar veroorzaakt wordt door het slordig poetsen van de tanden en het te lang laten koken van aardappelen en rijst.

De tijd waarin dit verhaal speelt was de tijd waarin er een kente­ring was in het denken over de rassenladder. Discriminatie raakte uit de mode, net als het denken over mensen in gekleurde groepen. Men ging de mens steeds meer als individu beschouwen en niet meer in de eerste plaats als een represen­tant van zijn ras of volk. Mensen die nog hevig discrimineerden werden steeds vaker de deur gewezen. Hun ruitjes werden ingetikt door mensen met het hart op de juiste plaats, in het parlement werden racisten dood gezwegen en genegeerd door zij die beter wisten. Het parlement nam zelfs een wet aan die het discrimineren op grond van geloof, ras, huidskleur of seksuele geaardheid strafbaar stelde. De artikelen die de vrijheid van de seksuele voorkeur betroffen werden al snel weer ingetrokken, omdat de algehele perversie, verloedering en decadentie die daar het gevolg van waren dusdanige vormen aannamen dat de economie, de eer en goede naam van het land er aan ten onder dreigden te gaan. Maar daar hebben we het nu niet over. We hadden het over de alsmaar afnemende tolerantie tegenover racisten en fascisten en de manier waarop de overheid tegen de mensen, die halsstarrig bleven discrimineren, optrad.

Geen middel werd de overheid vreemd in de strijd tegen discrimina­tie. Zo kon men, als je dacht dat iemand discrimineerde, een ‘anti-discri­minatielijn’ bellen en anoniem iemand aangeven. Bij controles door de politie langs de openbare weg werd gesommeerd kofferbakken te openen om te kijken of er geen racistische stickers of lectuur in verstopt lagen. Bij de minste of geringste aanleiding vaardigden officiers van justitie huiszoekingsbevelen uit. Als je de radio luid aan had staan en er klonk een vrolijke schlager over het ‘Schwarze Wald’ kon je serieuze problemen krijgen, omdat je van nazisympathieën werd verdacht. Het was de tijd waarin jodenkoeken en negerzoenen uit de handel werden genomen. Zigeu­nerschnitzels en moorkoppen stonden op een zwarte lijst. Die zwarte lijst werd overigens ‘de lijst van ongewenste producten’ genoemd omdat ‘zwart’ negatieve associaties opriep met zwarthemden en de term ‘zwarten’ voor mensen met een bruine kleur.

Ik ga u een verhaal vertellen over discriminatie. Het is een verhaal over een man die de personificatie was van de hypocrisie. Naar buiten toe was het een keurige mijnheer, er viel niets op hem aan te merken, maar in feite was het een laaghartige discriminerende schurk van het zuiverste water. Dames en heren, mag ik uw aandacht voor het verhaal van de val van een schoft, mag ik uw aandacht voor de held van dit verhaal: ‘De papegaai van de heer X.’

De heer X was advocaat bij een bureau voor rechtshulp aan armen en ongelukkigen. Hij werd gerespecteerd door zijn collega’s en cliënten. Dat hij een overtuigd socialist was mocht een publiek geheim genoemd worden, al zei hij wel eens, ‘iemands politieke voorkeur is privé, daar heeft niemand wat mee te maken.’ En hoe waar bleek die uitspraak later te zijn! Wat een stiekemerd bleek de heer X uiteindelijk!

Het balletje van dit verhaal ging rollen op een vroege zonnige ochtend in de lente van het jaar 20**. Op het bureau voor de rechts­hulp aan armen en ongelukkigen was het door de jaren heen een traditie geworden om de eerste lentedag te vieren met een groots zuipfestijn in de bruine kroeg op de hoek (en hoe bruin de heer X ze bakte zou snel genoeg blijken!). Ook dat jaar werd er weer vreselijk gezopen. De volgende ochtend kwam iedereen met een bleek gezicht, zwetend en duizelig van de katers, het kantoor binnen druppelen. Zo ook de heer X. Hij had het zwaar.

‘Ik ga even schijten, misschien gaat het dan wat beter,’ zei hij tegen niemand in het bijzonder en vertrok naar één van de drie toiletten die zich in de hal van het bureau voor rechtshulp aan armen en ongelukkigen bevonden. Toevallig begaf hij zich naar het meest rechts gelegen toilet, waarvan het slot al een paar dagen kapot was.

De heer X. had zich net goed en wel op de pot genesteld en daar kwam de bittere alcoholsmurrie al naar buiten spuiten. Op hetzelfde moment voelde hij echter een golf zure gal op komen zetten en, in de onjuiste veronder­stelling dat hij zijn schijterij beëindigd had, draaide hij zich van de pot, liet zich op zijn knieën zakken en begon onbedaarlijk te kotsen.

Nu wist een studente, die stage liep bij het bureau voor rechtshulp aan armen en ongelukkigen, Anita Lammers, en die pips een half uur te laat op kantoor verscheen met een katertje, niet dat de heer X op dat meest rechtse toilet met dat kapotte slot aan het schijten en kotsen was. Dus opende ze onwetend van het pandemonium dat zich daar binnen afspeelde de deur van het meest rechtse toilet. Wat ze zag tartte elke beschrijving en haar voorstellings­vermogen. Niet alleen zag ze het wild schokkende lichaam van de zo geres­pecteerde heer X. Niet alleen rook ze de misselijk makende stank van de zure pap van gal, diaree en urine die zich in en op de pot en over de vloer van het toilet aan het verspreiden was. Ze zag niet alleen zijn morsige lid heen en weer zwaaien tussen zijn twee spastische bleke bollen vol haren. Ze zag ook vol afschuw het hakenkruis dat op de linkerbil van de heer X getatoeëerd stond. Een swastika!

Geschokt smeet ze de deur van het toilet dicht en begaf zich op trillende benen naar haar bureau in het kantoor. Enige minuten bleef ze verdwaasd voor zich uitstaren. Had ze echt gezien wat ze dacht dat ze gezien had? Was ze gek geworden? Hallucineerde ze soms door al die glaasjes zoete likeur die ze gisterenavond achterover geklokt had? Had iemand in de bruine kroeg misschien drugs in haar drankje gedaan?

Na enige minuten kwam de heer X geheel gefatsoeneerd het kantoor binnen wandelen. Zijn bloeddoorlopen ogen waren het enige bewijs van wat zich in het meest rechtse toilet in de hal, dat met het kapotte slot, had afgespeeld. Vrolijk neuriënd gaf hij zich over aan het werk dat op zijn bureau lag te wachten. Terwijl hij naar Anita knipoogde lachte hij als de spreekwoordelijke boer met kiespijn.

De dag verliep verder als gewoonlijk op het bureau voor rechtshulp aan armen en ongelukkigen. Af en toe was wel het tinkelen van aspirientjes in glazen, of in de verte het gekokhals van een van de medewerkers van het bureau voor rechtshulp aan armen en ongelukkigen te horen, verder was het een dag als alle andere.

’s Avonds kon Anita thuis in haar eikenhouten twijfelaartje de slaap niet vatten. Ze lag maar te woelen en te draaien en kon niet besluiten wat te doen. Had ze echt een swastika op de linkerbil van de heer X gezien? Ja, dat had ze. Was de heer X, de zo sociaal bewogen socialistische advocaat misschien wel een nationaal-socialistische advo­caat?

Om een uur of vier ’s nachts besloot ze de anti-discriminatielijn te bellen (4,50 euro per minuut). Stotterend vertelde Anita wat ze die dag op het toilet gezien had. Ze vertelde de medewerker van de anti-discriminatielijn ook dat ze zich zo moeilijk voor kon stellen dat de heer X. ook maar iets uit te staan kon hebben met nazi’s, fascisten of racisten, maar dat ze toch echt gezien had wat ze had gezien. Toen ze de hoorn weer op de haak gelegd had was ze een zware last en 22,50 euro lichter. Nog steeds in de war viel Anita Lammers eindelijk in slaap.

Intussen waren de raderen van de anti-discriminatie industrie op gang gekomen. De medewerker van de anti-discriminatielijn had gelijk de AIVD en de politie gebeld. Even later werd een huiszoekingsbevel uitgevaardigd door de dienstdoende officier van justitie. Nog geen uur nadat Anita haar telefoontje gepleegd had reden twee busjes met zwaailichten op het dak de straat binnen waarin de heer X een keurig appartement bewoonde.

Het leek wel of de heer X achter de deur op het aanbellen door de anti-discriminatie rechercheur had staan wachten, want de goede man had zijn vinger nog niet van de bel gehaald of de deur van het appartement zwaaide open. En wat zag de heer X er uit! Hij was slechts gekleed in een open geknoopte blouse, om zijn middel waren enorme bundels verbandgaas gewikkeld.

‘Anti-discriminatie politie. We hebben een melding gekregen. We komen even kijken en praten,’ zei de rechercheur en een stoet van veertien politiemensen, vier in burger, de rest in uniform, trok het appartement binnen. Bedremmeld bleef de heer X bij de deur staan. Zijn trillen­de handen bevingerden een smoezelig whiskyglas. Wat was de heer X nerveus!

‘Komt u maar even op uw buik hier op de bank liggen,’ baste de rechercheur die ook had aangebeld. Zijn naam was Coen Schenk.

‘Op mijn buik op de bank liggen?,’ stotterde de heer X geschokt. Wat ging er nu gebeuren? Ze zouden toch niet met zijn allen… Nee toch?

Nadat de heer X bang om zich heen kijkend buikelings op de bank plaats had genomen doemde vanuit de keuken een agent met een schaar in zijn rechterhand op. In een hoek van de woonkamer zat een papegaai op zijn stok in een gouden kooi te slapen.

‘We hebben een melding binnen gekregen dat u een verboden teken op uw linkerbil getatoeëerd heeft staan. We komen daarom even een onderzoekje verrichten,’ zei Schenk, die blijkbaar de leiding had van deze nachtelijke operatie.

‘Verboden teken?,’ vroeg de heer X laf. ‘Wat dan?’

‘Een hakenkruis mijnheer. Als u het zo graag weten wilt of nog niet wist. Er zou een swastika op uw linkerbil staan. Een swastika goddomme!,’ sprak de rechercheur met nauwelijks ingehouden woede.

‘Swastiwat?,’ vroeg de heer X schijnheilig.

‘Agent!,’ commandeerde Coen Schenk de agent die met de schaar in zijn hand klaar stond en wees naar het verband dat strak om het kruis van de heer X gewikkeld zat. In twee grote halen lag het achterste van de heer X te kijk voor veertien paar nieuwsgierige ogen. Maar er was geen hakenkruis te zien! Wel bevond zich op de plaats waar het hakenkruis gestaan zou hebben een grote, nog bloedende, gapende wond.

‘Wat is dat?,’ vroeg de rechercheur de heer X om een verklaring. ‘Heeft u het verboden teken weggesneden?’

‘Weggesneden?’ Zweet stroomde over het gezicht van de heer X. ‘Nee, gat verbrand,’ piepte hij.

‘Hoe dan?,’ vroeg Schenk geërgerd.

‘Aan de kachelrand,’ stamelde de heer X. In zijn ogen stond laf afgrijzen te lezen.

Rechercheur Schenk keek de heer X ongelovig aan en sommeerde de agenten het hele appartement te doorzoeken op belastend materiaal. In elke kast werd gezocht, laden werden open getrokken, boeken doorgebladerd, gordijnen gingen van de roe, zelfs de planten werden uit hun potten gehaald. Er werd echter niets gevonden wat ook maar enigszins op discriminatie duiden kon. En ook geen bloed op de kachelrand. Verbaasd en teleurgesteld togen de manschappen naar de twee busjes waarvan de zwaailichten werden uitgezet.

De rechercheur snapte er niets van. Alles wees erop dat de heer X loog over de toedracht van de gapende wond op zijn linkerbil. Dat hij wel degelijk een swastika op zijn linkerbil getatoeëerd had gehad. Blijkbaar had de heer X die ochtend doorgehad dat Anita Lammers hem gezien had op dat meest rechtse toilet in de hal, dat met het kapotte slot en thuis met veel geweld snel de swastika verwijderd. Nu was er echter geen enkel bewijs. Hoe nu verder?

Peinzend liet Schenk zijn blik door het appartement van de heer X dwalen. Opeens viel zijn oog op de papegaai, die al die tijd op zijn stok in de gouden kooi had zitten slapen. Hij pakte de schaar op die de agent, die het verband los geknipt had, op de tafel had laten liggen en wendde zich tot de heer X.

‘Hoe heet uw papegaai?,’ vroeg Schenk op beleefde toon aan de heer X.

‘Adolf, nou goed!?,’ zei de heer X en barstte van opluchting in lachen uit, omdat hij zeker wist dat de politie hem niks maken kon. Wat was hij weer zelfverzekerd nu de autoriteiten niets tegen hem in bleken te kunnen brengen. Alleen bleef hij er even verrot uitzien als zojuist.

Rechercheur Schenk liep naar de gouden kooi en ratelde met de schaar langs de tralies. De papegaai werd wakker van het rinkelende geluid en begon gelijk het Horst Wessel lied te kraaien:

Die Fahne hoch die Reihen fest geschlossen
S. A. marschiert mit ruhig festem Schritt
Kam’raden die Rotfront und Reaktion erschossen
Marschier’n im Geist in unsern Reihen mit

Die Strasse frei den braunen Batallionen
Die Strasse frei dem Sturmabteilungsmann
Es schau’n auf’s Hackenkreuz voll Hoffung schon Millionen
Der Tag fur Freiheit und fur Brot bricht an

Zum letzen Mal wird nun Appell geblasen
Zum Kampfe steh’n wir alle schon bereit
Bald flattern Hitler-fahnen Uber allen Strassen
Die Knechtschaft dauert nur mehr kurze Zeit

Die Fahne hoch die Reihen fest geschlossen
S. A. marschiert mit ruhig festem Schritt
Kam’raden die Rotfront und Reaktion erschossen
Marschier’n im Geist in unsern Reihen mit

Op zich was dat tot daar aan toe, maar nadat het lied uit was riep hij met krakende stem ‘Heil Hitler!’ Coen Schenk draaide zich bruusk en met fonke­lende ogen om naar de heer X. De papegaai riep luid, ‘Wollt ihr den totalen Krieg!?’

‘Wat betekent dit!?,’ vroeg Schenk sissend van woede.

De heer X voelde zich plotseling niet meer zo zeker van zijn zaak. ‘Die heb ik op een vogelmarkt in Frankfurt gekocht!,’ riep hij blozend. Wat begon de heer X weer te zweten!

Rechercheur Schenk riep naar buiten dat zijn mannen de heer X mee naar het politiebureau moesten nemen voor een uitgebreid verhoor. Hij zou zorgen dat de zaak tot de bodem uitgezocht zou worden. De waarheid moest boven komen!

Na een uitgebreid onderzoek en dagenlange verhoren kwam aan het licht dat de heer X de papegaai al jaren in zijn bezit had en dat er in Frankfurt helemaal geen vogelmarkt is. Niet in Frankfurt am Main en niet in Frankfurt an der Oder. Ook werd er een geheim zolderkamertje ontdekt aan de andere kant van de stad, dat de heer X stiekem huurde en nog stiekemer regelmatig s’nachts bezocht. Daar trof men nazisti­sche lectuur aan, films, stickers, een stuk gelezen exemplaar van ‘Mein Kampf’ en zelfs twee uniformen van officiers van de SS. Ook gaf de heer X uiteindelijk toe dat hij inderdaad een swastika op zijn linkerbil getatoeëerd had gehad en dat hij die, na zichzelf verdoofd te hebben met alcohol en slaappillen, met een mes verwij­derd had op de avond van de dag dat hij door Anita Lammers betrapt werd, toen hij aan het kotsen en schijten was geweest op dat meest rechtse toilet in de hal, dat met het kapotte slot, van het bureau voor rechtshulp aan armen en ongelukki­gen.

Na een korte rechtszaak werd de heer X op het grote plein in de hoofdstad onder grote publieke belangstel­ling en goedkeuring onthoofd. Zo ziet u maar weer.

Dit was het verhaal van één van de laatste mensen die stiekem nog discrimineerden. Gelukkig komt dat nu, nu we allemaal min of meer dezelfde poepkleur hebben, niet meer voor.