Euthanasie

 

een leeg hiervoormaals ging langzaam over

in een warm en donker afgesloten bad

omringd door ontelbare van buiten en binnen afkomstige geluiden

eerst geen daarna veel bewegingsruimte

totdat de kont niet meer gekeerd kon worden

na een oceaan van tijd ruw naar buiten geperst

opgevangen door warme handen

in een wereld vol liefde en onverschilligheid

de kringloop kwam na een schijnbaar eeuwig leven tot een snel naderend einde

liggend in een laatste bed op de zaal van een verpauperend verpleeghuis

laatste halte voor de definitieve rustplaats

ijlend en kwijlend

zusters en familie niet meer te zien of te verstaan

uitgeteld uitgepraat en bekaf

een laatste medicijn een lancering naar het hiernamaals

Rusland

 

Het was een mistige dag in de herfst van het jaar 1872. De dag waarop de altijd goedgemutste Dmitri Ivanovitsj Prijatnov een bezoek ging brengen aan zijn vaak zo zwaarmoedige jeugdvriend Alexej Sergevitsj Ljoebimov.

Alexej Sergevitsj woonde in een verwaarloosde lemen hut, ergens op een verder verlaten eilandje, midden in een uitgestrekt moeras, diep in de binnenlanden van Rusland, tussen Niznji Novgorod en Tver.

De hut van Alexej Sergevitsj was moeilijk te vinden. Dmitri Ivanovitsj wist echter, van eerdere visites aan zijn tot kluizenaar geworden voormalige schoolkameraad, hoe de hut te bereiken.

Luid vrolijke volksliederen zingend, met een fles vodka in de ene en een fles vodka in de andere hand, bereikte Dmitri Ivanovitsj de hut van Alexej Sergevitsj. Hij duwde de deur van de hut open en stapte zonder te kloppen binnen.

Alexej Sergevitsj kreeg alleen af en toe zijn jeugdvriend Dmitri Ivanovitsj op bezoek en was daarom niet verbaasd dat Dmitri Ivanovitsj zijn lemen hut betrad.

‘Noe i kak?,’ riep Dmitri Ivanovitsj vrolijk. Vanzelfsprekend sprak Alexej Sergevitsj Ljoebimov, net als Dmitri Ivanovitsj Prijatnov, Russisch en daarom begreep hij dat Dmitri Ivanovitsj hem vroeg hoe of dat het met hem ging.

‘Hoe is het met ons feestnummer?!,’ vervolgde Dmitri Ivanovitsj opgeruimd, in een poging de immens sombere Alexej Sergevitsj te doen ontspannen, terwijl hij, om zich thuis te doen voelen, zijn stinkende leren laarzen uittrok. Alexej Sergevitsj, die bij zwak kaarslicht aan het schrijven was geweest, draaide zich langzaam om en bekeek zwijgend zijn vriend. Met zijn rechterhand woelde hij door zijn rode baard als die van een verlopen priester zonder gemeente.

‘Ga zitten’ mompelde Alexej Sergevitsj, die zijn blik al weer naar het door hem geschrevene had gericht.

Dmitri Ivanovitsj zette de twee flessen vodka op de enige tafel die het vertrek rijk was. Een gammele eikenhouten keukentafel, waarvan de vierde poot al sinds mensenheugenis zoek was. Dmitri Ivanovitsj ging op de grond zitten omdat er slechts één stoel in het vertrek aanwezig was, die waarop Alexej Sergevitsjzat. Een vermolmde kruk eigen­lijk. Dmitri Ivanovitsj tastte in zijn rechter jaszak naar pijp en tabak.

‘Zo, beste Alexej Sergevitsj, hoe staat het leven in de mistige moerassen?,’ grijnsde Dmitri Ivanovitsj, terwijl hij zijn barnstenen pijpje propvol goedkope tabak stopte. ‘Vermaak je jezelf nog een beetje, of vul je je tijd nog steeds met peinzen over het leven en het schrijven van treurige gedichten?’

‘Ach, Dmitri,’ bromde Alexej. ‘Je weet dat ik geen type ben van voetjes van de vloer en hela hola hupsakee. Ik vind het leven een straf, geen pretje. Ik geloof niet in het aardse bestaan. Volgens mij wordt de mens enkel geleid door lusten en egoïsme. Naar kunst en cultuur heeft hij geen oren. Enkel de zucht naar leeg amusement, bedwelming en perverse sex toont de ware aard van de hedendaagse mens. Het leven is daarom zwaar voor een oprechte kunstenaar, die de dingen doorziet en de taak heeft dit grote leed eenzaam en onbegrepen te dragen.’

Zuchtend en uitgeput zeeg Alexej Sergevitsj neer naast zijn oude boezemvriend. Dmitri Ivanovitsj sloeg een arm om hem heen. Met zijn andere arm reikte hij naar een fles vodka.

Dmitri Ivanovitsj kon enkel jolig en rijmend reageren. ‘Kom op man, maak open die fles. Vodka stilt alle pijn. Vodka maakt je vrolijk en gelukkig. Vodka is het medicijn.’

Alexej Sergevitsj opende afwezig de fles vodka en nam een lange, lange teug. Vervolgens gaf hij de fles aan Dmitri Ivanovitsj, die ook een lange, lange teug nam. Die gaf de fles weer aan Alexej Sergevitsj, die weer een lange, lange teug nam, en de fles weer teruggaf aan Dmitri Ivanovitsj, die ook weer een lange, lange teug nam. Deze handeling bleven de twee helden van ons verhaal stilzwijgend ettelijke malen herhalen. Toen de tweede fles vodka voor de helft gele­digd was hernam Alexej Sergevitsj het woord.

‘Weet je, mijn beste Dmitri Ivanovitsj, soms denk ik wel eens dat ik een eind aan mijn leven moet maken. Eindelijk verlost van de nooit afnemende pijn in mijn ziel. Je weet dat ik niet in een hiernamaals geloof. Eigenlijk geloof ik nergens in.’

Alexej Sergevitsj begon aangeschoten te ijsberen. Hij schopte per ongeluk de samovar en de van zijn stiefmoeder geërfde matrosj­ka om, had dat niet door, en ging weer zitten.

‘Ik aanvaard de vergankelijkheid en de dood als de enige zekerheden des levens’, ging hij voort. ‘Verder niets. Alles en iedereen wordt vergeten. We eindigen allemaal als mest voor het onkruid. Zo ook mijn gedichten. Interesse voor de ander of enige diepzinnigheid is bij de meeste mensen ver te zoeken. Dmitri Ivanovitsj, hoe zwaar is dit alles!’

Dmitri Ivanovitsj, ook behoorlijk dronken al, keek Alexej Sergevitsj lachend aan. ‘Wat ben jij toch een grappige treurwilg. Wat heeft het voor zin te miezeren en te kniezen? Je leeft maar één keer, geniet toch van de goede dingen! De herten die dartelen in het woud voordat ze neergeschoten worden, de kleurige bloemen voordat ze verwelken, je pijpje tabak dat vanzelf wegbrandt, je borreltje voordat die op is, zo nu en dan. Geniet van de zon, die opkomt en weer onder zal gaan, het maanlicht dat weerspiegelt in het stil kabbelende water. Leef om te genieten van die mooie kleine dingen in dit leven, dat voorbij is voordat je er echt weet van hebt. Geniet van het moment dat voorbij gaat. Zit niet suf in een hoekje, terwijl de tijd verglijdt. Daar los je niets mee op. We verlaten het leven even dom als we het binnen gekomen zijn. Heb vrede met de werkelijkheid.’

‘Maar dat kan ik nu juist niet,’ barstte Alexej Sergevitsj in huilen uit. ‘Ik vind het allemaal zo erg. Zo vreselijk erg!’

Alexej Sergevitsj begon onbedaarlijk te snikken. De tranen biggelden van zijn rode ogen zijn rode priesterbaard zonder gemeente in. Dmitri Ivanovitsj trachtte Alexej Sergevitsj vergeefs op te monteren met een troostende arm om zijn schouder, het trekken van clowneske grimassen en het zingen van een zot lied. Niets hielp. Alexej Sergevitsj was een onverbeterlijke somber­ling en dat zou waarschijnlijk wel altijd zo blijven ook.

Toen de avond zijn einde naderde en Dmitri Ivanovitsj zich gereed wilde maken om weer op zijn versleten leren laarzen door het moeras naar huis te soppen, hoorde hij plotseling het geluid van steeds feller en sneller neer vallende regendruppels op het dak. Hij liep naar de deur van Alexej Sergevitsj’s hut. Toen hij die opende zag hij de proloog van een enorm onweer en besefte dat hij de nacht in de verwaarloosde lemen hut van Alexej Sergevitsj door zou moeten brengen. Dmitri Ivanovitsj besloot dat dit geen weer was om door naar huis te gaan.

Zo gebeurde het dat Dmitri Ivanovtsj en Alexej Sergevitsj samen de nacht doorbrach­ten. Samen in dat verwaarloosde lemen hutje op dat verder verlaten eilandje in dat uitgestrekte moerasgebied, ergens diep in Rusland, tussen Niznji Novgorod en Tver.

Voor hij ging slapen keek Dmitri Ivanovitsj  nog een keer naar de nog immer doorhuilende Alexej Sergevitsj, zijn rode priesterbaard, zonder gemeente, leek wel een dweil. Ook keek hij nog eens naar buiten voor hij ging slapen.

‘Dit is wel een heel grote huilbui,’ prevelde hij, toen hij de regen op het dak van de hut hoorde klateren en diep in slaap viel.

Hij droomde over miljoenen kale grijnzende schedels die in het moeras naar boven kwamen drijven.

Ik ben toter

Als toter volg ik het liefst de school en neem zo min mogelijk risico’s. Ik ben niet op zoek naar bonuspunten. Elke verrassing is een belofte van gevaar. Daarom volg ik liever een grote dan een kleine straat. Op weg naar het full house van mijn familie. Ik voel geen zekerheid als er om mijn veiligheid en welzijn gedobbeld wordt door roofdieren en vissers. Ik wil geen speler zijn in een spel dat dertien categorieën kent. Ik ben niet op zoek naar een kans. Ik wil geen winnaar of verliezer zijn. Ik wil overleven. Als jonge haring wil ik zo veel mogelijk toeval uitsluiten. Laat me vrij zwemmen in de yahtzee. Er bestaat geen scorebord onder water. Ik ben toter.

Rode Passanten in 1917

 

Het was een zonnige dag in de zomer van het jaar 1917. De dag waarop de altijd stoïcijnse boer Fjodor Michailovitsj Vysotski op zijn knieën zijn moestuin aan het bewerken was. Met zijn eeltige rode handen trok hij onkruid rondom de rode bietenplantjes weg. Het water liep hem in de mond als hij dacht aan de overheerlijke borsjtsj, bietensoep, die zijn vrouw, Alexandra Ivanovna Vysotskaja, van de bieten zou bereiden. De enige andere ingrediënten die zijn vrouw verder nodig had om de borsjtsj compleet te maken bevonden zich vlak naast hem in de grond, uien, of liepen in de gedaante van een koe door de wei, rundvleesbouillon en zure room.

Fjodor Michailovitsj Vysotski en Alexandra Ivanovna Vysotskaja, spraken elkaar op z’n Russisch aan met de koosnaampjes Fedja en Sasja. Hoe liever je elkaar vond in Rusland, hoe kleiner de koosnaam werd. Ware liefde heeft weinig woorden nodig.

Fedja en Sasja woonden in Dolgoroeki, wat letterlijk “lange handen” betekent, een gehucht op ongeveer veertig werst afstand van het wat grotere dorp Blin, “Pannenkoek” in het Nederlands. De werst is een oude Russische lengtemaat uit tsaristische tijden. Een werst meet 1066,78 meter en is verdeeld in 500 sazjen of 1500 arsjin.

In Dolgoroeki woonden, naast de Vysotski’s, slechts twee gezinnen.  Fjodor Michailovitsj Vysotski en Alexandra Ivanovna Vysotskaja waren het enige kinderloze echtpaar.

Sasja was met een dorre schoot geboren, maar daar kwam zij pas achter toen ze een jaar of veertig was. Tot die tijd had ze altijd gedacht dat Fedja op een wonderbaarlijke wijze steeds haar eisprong miste als ze de liefde bedreven. Of hij dat expres deed wist ze niet, want daar had ze Fjodor Michailovitsj Vysotski nooit naar gevraagd. Seks was iets dat je deed in het verborgene. Je mocht er wel de lakens, maar geen woorden aan vuil maken.

Op het platteland van het immens uitgestrekte grondgebied van het Rusland van 1917 was er niemand die een krant las. Sterker nog, bijna negentig procent van de bevolking was analfabeet. Nieuws bereikte daarom slechts zeer langzaam en mondjesmaat de bevolking buiten de grote steden. Pas sinds een paar dagen hadden  Fjodor Michailovitsj Vysotski en Alexandra Ivanovna Vysotskaja van de buren, de familie Golovjov, gehoord dat tsaar Nicolaas II in februari was afgetreden als gevolg van een spontane volksopstand, die was ontstaan toen de voedseltekorten in de hoofdstad tot een explosieve en onhoudbare situatie hadden geleid. Fjodor Michailovitsj Vysotski en Alexandra Ivanovna Vysotskaja wisten wel dat Rusland deelnam aan de zijde van Groot-Brittannië en Frankrijk in de strijd tegen de keizerrijken Duitsland en Oostenrijk-Hongarije, maar die oorlog vond ver van hun bedstede plaats. Bovendien was Fjodor Michailovitsj Vysotski te oud om opgeroepen te worden voor militaire dienst. Omdat ook hun andere buren, de familie Koersk, slechts in het bezit waren van dochters en niet van zonen, die als kanonnenvlees voor de Duitsers konden dienen, leek de Grote Oorlog eerder fantasie dan werkelijkheid.

Het aftreden van tsaar Nicolaas II konden ze niet begrijpen en hadden Fjodor Michailovitsj Vysotski en Alexandra Ivanovna Vysotskaja nog niet verwerkt. Hoe had tsaar Nicolaas II af kunnen treden? God kon toch ook niet zo maar aftreden? Inmiddels was de macht in handen van de Voorlopige Regering onder leiding van Alexander Fjodorovitsj Kerenski, maar de Grote Oorlog ging door en veranderen deed er niets.

Fjodor Michailovitsj Vysotski was alleen, want Alexandra Ivanovna Vysotskaja was eieren bij de familie Koersk aan het halen, 141 sazjen verderop. Fjodor Michailovitsj Vysotski zong vrolijk een oud Russisch wijsje,

 

Я не люблю уверенности сытой,

Уж лучше пусть откажут тормоза!

Досадно мне, что слово “честь” забыто,

И что в чести наветы за глаза.

 

Ik heb een hekel aan dedain en arrogantie

En aan het lasterpraatjeslegioen

Aan dat het erewoord voorgoed lijkt uitgestorven

Ik heb nog liever dat de remmen het niet doen

 

toen hij aan de horizon, zo’n zes werst naar het noorden, twee stipjes zag verschijnen. Van deze afstand kon hij niet bepalen of het om wolven of mensen ging, daar waren de licht bewegende stipjes nog te ver voor weg. Al onkruid wiedend rond zijn rode bietenplantjes keek hij zo nu en dan op naar de steeds naderbij komende stipjes. Op een gegeven moment kwam hij tot de conclusie dat de stipjes wel twee mensen moesten zijn. Zo te zien waren het twee mannen. Zij droegen allebei een geweer over hun schouder en een kwartiermuts, sjapka,  op het hoofd. Toen de twee soldaten op zo’n 30 sazjen van hem verwijderd waren vielen hem ook de rode banden op die zij beiden om hun linkerbovenarm droegen. Met hun leren soldatenlaarzen vertrapten zij de bietenplantjes tot zij vlak voor hem stonden. Nu pas zag Fjodor Michailovitsj Vysotski dat er in het geel een hamer en een sikkel op de rode banden waren afgebeeld. Het waren bolsjewieken! Aanhangers van die kale oproerkraaier Lenin, die al het hele jaar voor opschudding zorgde in en om Pieter.

Ja, Fjodor Michailovitsj Vysotski wist wel dat de officiële naam van de hoofdstad Sint-Petersburg sinds 1914 Petrograd was, maar in de volksmond bleef het Pieter.

Wat bolsjewieken precies waren was Fjodor Michailovitsj Vysotski onduidelijk. Als hij het goed begrepen had van buurman Golovjov wilden zij dat al het privébezit werd afgeschaft en in handen zou komen van de staat. Alle uitbuiters, zoals grootgrondbezitters, fabriekseigenaren en tollenaars van eerst de tsaar en nu de Voorlopige Regering onder leiding van Alexander Fjodorovitsj Kerenski, zouden heropgevoed, het land uit verdreven of vermoord worden, zodat iedereen gelijk zou zijn en even rijk of arm was. Fjodor Michailovitsj Vysotski zou wel zien waar het schip strandde. Al had hij in zijn hele leven nog nooit een schip in het echt gezien, hij wist wel wat een schip was.

Fjodor Michailovitsj Vysotski stond langzaam op toen de linker van de twee soldaten het woord tot hem richtte.

‘Goedendag, tovaritsj, heb je iets te eten voor ons? Ik ben kameraad Krolik en dit is kameraad Troes, wees hij naar zijn buurman. We hebben al twee dagen niet gegeten en we barsten van de honger en stikken van de dorst. We moeten de laatste dagen wel zestig werst te voet hebben afgelegd.’

‘U mag mij gerust met u aanspreken en je kameraad ben ik niet. Ik heb maar twee kameraden. Dat zijn God en mijn vrouw Alexandra Ivanovna Vysotskaja. Mijn naam is Fjodor Michailovitsj Vysotski.’

Fjodor Michailovitsj Vysotski had zijn vrouw bijna Sasja tegen de soldaten willen noemen, maar had zichzelf nog net op tijd kunnen corrigeren.

De soldaat die er tot nog toe steeds zwijgend had bij gestaan barstte in luid lachen uit.

‘God is opium van het volk, kameraad. En de oude beleefdheidsvormen staan gelijkheid in de weg.’

‘Opium?,’ vroeg Fjodor Michailovitsj Vysotski verbaasd.

‘Een spook waart door Europa, het spook van het communisme!’ sprak de soldaat voort met consumptie. Eigenaardig gezien het feit dat hij volgens zijn ideologie tegen de consumptiemaatschappij zou moeten zijn.

‘Spook?,’ vroeg Fjodor Michailovitsj Vysotski nu nog verbaasder.

‘Proletariërs hebben niets te verliezen dan hun ketenen!,’ brulde de soldaat door. ‘Wij hebben een wereld te winnen!’

‘Proletariërs?,’ mompelde Fjodor Michailovitsj Vysotski, terwijl hij met de mouw van zijn boerenkiel het speeksel van zijn gezicht veegde. Hoe je dagen niet kon hebben gedronken en haast uitgedroogd moest zijn en toch zo veel vocht kon produceren was hem een raadsel.

Vanaf het moment dat zijn vrouw Sasja om de hoek van hun boerderijtje verscheen, met aan haar arm een mandje eieren, leken de gebeurtenissen zich met een enorme tempoversnelling te voltrekken.

Alexandra Ivanovna Vysotskaja keek verbaasd naar haar man Fedja en de kameraden Krolik en Troes. De gezichten van de twee kameraden begonnen te stralen toen ze Alexandra Ivanovna Vysotskaja en haar mandje eieren zagen.

‘Rauwe eieren!,’ riepen ze tegelijk en stormden op Alexandra Ivanovna Vysotskaja af. Ze grepen ruw elk een paar eieren uit het mandje van Alexandra Ivanovna Vysotskaja, propten die per twee in hun mond, kraakten, beten, prakten en smakten de eieren met hun bolsjewistische tanden en kiezen tot moes en probeerden daarna het eigeel en eiwit door te slikken, terwijl ze de resten van de eierschalen in het rond spuugden. Alexandra Ivanovna Vysotskaja had door de onstuimige aanval van de kameraden Krolik en Troes haar evenwicht verloren en viel achterover, dwars door de zijmuur van het boerderijtje.

‘De muur is gevallen!,’ riep Alexandra Ivanovna Vysotskaja geschrokken, terwijl ze huilend opstond en met haar geschaafde handen het gruis en stof van haar jurk klopte.

‘Wie aan Sasja komt, komt aan Fedja!,’ riep Fjodor Michailovitsj Vysotski en sprong woest op de rug van kameraad Krolik, bij wie het eigeel en eiwit nog in lange slierten van zijn kin droop.

Kameraad Troes greep naar zijn geweer en richtte de loop op de stoeiende Fjodor Michailovitsj Vysotski en zijn kameraad Krolik. Op dat moment sloeg  Alexandra Ivanovna Vysotskaja kameraad Troes met haar lege mandje op zijn sjapka. Het geweer van kameraad Troes ging af en een kogel trof kameraad Krolik precies tussen zijn ogen. Nu kameraad Krolik  in het bezit gekomen was van een derde oog zou men kunnen denken dat hij verlicht was, maar hij viel morsdood achterover tussen de rode bietenplantjes, Fjodor Michailovitsj Vysotski in zijn val meesleurend. Kameraad Troes draaide zich woest om naar Alexandra Ivanovna Vysotskaja.

‘Sasja!,’ riep Fjodor Michailovitsj Vysotski. Hij stond op zonder zijn kleding af te kloppen en pakte het geweer van de dode kameraad Krolik van de grond.

‘Fedja! Help! (‘Pomogitje!, pomogitje!’),’ riep Alexandra Ivanovna Vysotskaja toen ze in een worsteling met kameraad Troes verstrikt raakte.

‘Niets is gemakkelijker dan aan het christelijke ascetisme een socialistisch tintje te geven!,’ schreeuwde kameraad Troes, terwijl zijn rode knuisten zich om de keel van Alexandra Ivanovna Vysotskaja sloten. ‘Het christelijke socialisme is slechts het wijwater waarmee de priester de ergernis van de aristocraat inzegent!’

Toen het gezicht van Alexandra Ivanovna Vysotskaja langzaam purper begon te kleuren klonk er opnieuw luid een geweerschot. Het achterhoofd van kameraad Troes werd van zijn schedel gerukt en belandde met een boog tussen de rode bietplantjes. Zijn hersenen stroomden als havermoutpap tussen zijn schouderbladen omlaag. Kameraad Troes zakte op zijn knieën en viel op zijn zij.

De volgende dag bleek dat de andere families van het gehucht Dolgoroeki, de families Golovjov en Koersk, in de veronderstelling waren geweest dat het geluid van de twee geweerschoten veroorzaakt was door “onweer in de verte”. Fjodor Michailovitsj Vysotski en Alexandra Ivanovna Vysotskaja hoefden hun buren dus niets uit te leggen.

‘Is hij dood, Fedja?,’ vroeg Alexandra Ivanovna Vysotskaja haast fluisterend aan haar man, Fjodor Michailovitsj Vysotski. Haar handen hield ze verschrikt voor haar mond.

‘Een hond verdient een hondendood, Sasja,’ sprak Fjodor Michailovitsj Vysotski en wierp het geweer van de gedode kameraad Krolik van zich af.

‘Wat moeten we doen, Fedja?,’ snikte Alexandra Ivanovna Vysotskaja.

Fjodor Michailovitsj Vysotski stapte op zijn vrouw Alexandra Ivanovna Vysotskaja af en sloot haar in zijn armen, troostte haar en kuste haar.

‘Alles komt goed, Sasja,’ fluisterde Fedja en streelde haar rug.

Zijn oog viel op de grote composthoop, die in een hoek van zijn moestuintje opgesteld stond. Hij liet Alexandra Ivanovna Vysotskaja los en greep het lichaam van de dode kameraad Krolik bij de schouders.

‘Kom op, Sasja. Ik til hem bij de schouders en jij bij zijn enkels. We leggen die twee schoften onder de composthoop.’

Nadat ze kameraad Krolik naast de composthoop hadden gelegd gaven Fjodor Michailovitsj Vysotski en Alexandra Ivanovna Vysotskaja kameraad Troes dezelfde behandeling. Vervolgens pakte Fjodor Michailovitsj Vysotski de schop die naast de composthoop in de grond gestoken was en bedolf de lichamen van de twee bolsjewieken onder een dikke laag rot groenenafval.

En zo belandden de communisten op de vuilnishoop van de geschiedenis. Fedja en Sasja maakten die avond wel hun lakens, maar niet hun woorden vuil.

(Deze in 2015 geschreven dijenkletser is eerder verschenen op mijn site, maar gaat ter gelegenheid van 100 jaar Russische revolutie in de herhaling)

 

 

Belasting

 

De eerste keer dat ik belast werd

Was toen mijn moeder mij ongevraagd in de nacht verschoonde

Ze stoorde mijn nachtrust en comfort

Ik had geen last van mijn volle luier met poep en pies

Ik sliep

Elk leven lijkt met de ervaring van terreur te maken te hebben

Elk leven lijkt met de terreur van de ervaring te maken te hebben

Dingen die je overkomen

Die met je gedaan worden

Omdat je een nummer lijkt

Is dat waar?

Neen, broeders en zusters

Neen!

Voel eerst je eigen energie

Daarna de energie van de ander

Voel de liefde!

Niet veroordelen!

Ik wil nix veranderen

Jouw aandacht

Die ik trek

Is heilig en aan grenzen gebonden

Belasting is een concept, motherfucker

Omniglot

 

 

De ene boer kon, sinds hij als misdienaar van zijn paard was gevallen, alleen nog Latijn spreken.

De andere boer was net als de ene boer in zijn jeugd misdienaar geweest en kon wel Latijn verstaan, maar niet spreken.

De ene boer wees naar een rode appel in het gras en zei: “Omnia cadunt.”

De andere boer zei: “Das waar. Alle dingen vallen.”

De ene boer wees naar een dode mus in het veld en zei: “Omnibus sensibus destitutus.”

De andere boer zei: “Jep: Beroofd van alle zintuigen.”

De ene boer zei: “Omnia mutantur, nihil interit.”

De andere boer zei: “Das waar. Alles verandert en niets vergaat.”

De ene boer zei: “De omnivoor kom hier nivoor.”

“Wat de fak?”

“Omniglot,” weekwinnaar week 6 op 120w.nl, februari 2017: https://120w.nl/2017/omniglot/

DONALD TRUMP VERONGELUKT

 

(ANP) Volgens nog onbevestigde berichten is vanmiddag de president van de Verenigde Staten  Donald Trump verongelukt tijdens het golfen op één van zijn vele golf resorts. In dit geval “Trump Doonberg” in Ierland, waar je al vanaf 700 euro per nacht een kamer kunt reserveren. Dat is dan wel zonder ontbijt en inclusief tien verplichte consumpties uit de minibar op jouw kamer. Website: https://www.trumphotels.com/ireland

De wereld reageert geschokt op de mogelijke dood van Trump.

Erdogan van Turkije: “Het lot wordt soms een duw gegeven.”

Poetin van Rusland: “Ik heb één keer een uur met hem gebeld. Hij leek mijn type wel. Nu moet ik op zoek naar een ander vriendje. Ik bedoel, als hij echt dood is. Anders houd ik mijn huidige vriendje nog even vast.”

Ayatollah Khamenei van Iran: “De Satan is dood. Laten we bidden dat er geen nieuwe Satan opstaat.”

Mark Rutte: “We leven mee met de families van Donald Trump en zijn nabestaanden.”

Salman bin Abdoel Aziz al-SaoeI, koning van Saoedi-Arabië: “Ik laat geen traan om Trump. Wij en Amerika gebruiken elkaar. Alles draait hier om de aanwezigheid van veel olie en een strategische plek van waaruit Amerika iedereen in de regio een tik op de vingers kan geven. Is hilarisch en goed voor mijn economie.”

De vrouw van Trump, de Sloveense Melania Knauss, lachte de aanwezige pers weg (“Fake news”) voordat ze rokend in de lift opsteeg naar het grootste en hoogste penthouse van de Trump Tower. Met uitzicht op het New York Plaza Hotel, tegenover Central Park gelegen, en ook in handen van Donald Trump (Ik bedoel het hotel. Voor zover ik weet is het Central Park nog niet in handen van Donald Trump, of zijn erfgenamen. Maar we weten nog niets zeker. Is Donald Trump dood of niet?).

In 2004 vroeg Trump een merknaam aan voor de uitdrukking “You’re Fired”. We kunnen gerust zeggen dat die merknaam aan de wereldbevolking is terug gegeven op het moment dat Donald Trump zijn laatste adem uit heeft geblazen.

Vijf bijdragen Peter Mabelus in “PO-E-ZINE XIV”

Het voorwoord bij “Po-e-zine XIV” door Lea Teunissen:

“Beste lezers, met veel trots presenteert de Po-e-zine redactie deze nieuwe Po-e-zine. Er ligt een roerige tijd achter ons. Zoals velen weten, overleed in oktober de drijvende kracht achter Po-e-zine, Derrel Niemeijer, plotseling op 38 jarige leeftijd. Zijn dood veroorzaakte een grote schok onder de dichters. Het was Derrels uitdrukkelijke wens dat zijn werk werd voortgezet. Het werk van Derrel gaat voortgezet worden in een stichting. Onder de stichting van het podium PepperPlus, Po-e-zine en uitgeverij MeerPeper. Op deze manier hopen we het voorbestaan te kunnen garanderen. Natuurlijk is dit voortbestaan niet alleen mogelijk door een stichting, maar in eerste instantie door de fantastische Po-e-zine redactie, die elke keer weer met veel toewijding en geduld jullie teksten verzamelt en samen vormgeeft. Een applaus voor de redactie lijkt me zeker op zijn plaats. Daarnaast kan Po-e-zine ook alleen maar bestaan door jullie mooie inzendingen, blijf vooral inzenden en elkaar inspireren.”

De redactie van “PO-E-ZINE XIV” was in handen van Vincent Jongman, Bert Waber, Eric de Munnik en Lynn van Hoof.

Op 1 februari 2017 werden in “PO-E-ZINE XIV” vijf gedichten van Peter Mabelus gepubliceerd:

“Retro Supernova,” p.13; “Onzichtbaar,” p.56; “Consummationem Saeculi,” p.149; “Hoop,” p.165 en “Mijn Moeder,” p.193.

De vijf gedichten zijn ook op de website van Peter Mabelus te lezen: https://petermabelus.com