Euthanasie

 

een leeg hiervoormaals ging langzaam over

in een warm en donker afgesloten bad

omringd door ontelbare van buiten en binnen afkomstige geluiden

eerst geen daarna veel bewegingsruimte

totdat de kont niet meer gekeerd kon worden

na een oceaan van tijd ruw naar buiten geperst

opgevangen door warme handen

in een wereld vol liefde en onverschilligheid

de kringloop kwam na een schijnbaar eeuwig leven tot een snel naderend einde

liggend in een laatste bed op de zaal van een verpauperend verpleeghuis

laatste halte voor de definitieve rustplaats

ijlend en kwijlend

zusters en familie niet meer te zien of te verstaan

uitgeteld uitgepraat en bekaf

een laatste medicijn een lancering naar het hiernamaals

Rusland

 

Het was een mistige dag in de herfst van het jaar 1872. De dag waarop de altijd goedgemutste Dmitri Ivanovitsj Prijatnov een bezoek ging brengen aan zijn vaak zo zwaarmoedige jeugdvriend Alexej Sergevitsj Ljoebimov.

Alexej Sergevitsj woonde in een verwaarloosde lemen hut, ergens op een verder verlaten eilandje, midden in een uitgestrekt moeras, diep in de binnenlanden van Rusland, tussen Niznji Novgorod en Tver.

De hut van Alexej Sergevitsj was moeilijk te vinden. Dmitri Ivanovitsj wist echter, van eerdere visites aan zijn tot kluizenaar geworden voormalige schoolkameraad, hoe de hut te bereiken.

Luid vrolijke volksliederen zingend, met een fles vodka in de ene en een fles vodka in de andere hand, bereikte Dmitri Ivanovitsj de hut van Alexej Sergevitsj. Hij duwde de deur van de hut open en stapte zonder te kloppen binnen.

Alexej Sergevitsj kreeg alleen af en toe zijn jeugdvriend Dmitri Ivanovitsj op bezoek en was daarom niet verbaasd dat Dmitri Ivanovitsj zijn lemen hut betrad.

‘Noe i kak?,’ riep Dmitri Ivanovitsj vrolijk. Vanzelfsprekend sprak Alexej Sergevitsj Ljoebimov, net als Dmitri Ivanovitsj Prijatnov, Russisch en daarom begreep hij dat Dmitri Ivanovitsj hem vroeg hoe of dat het met hem ging.

‘Hoe is het met ons feestnummer?!,’ vervolgde Dmitri Ivanovitsj opgeruimd, in een poging de immens sombere Alexej Sergevitsj te doen ontspannen, terwijl hij, om zich thuis te doen voelen, zijn stinkende leren laarzen uittrok. Alexej Sergevitsj, die bij zwak kaarslicht aan het schrijven was geweest, draaide zich langzaam om en bekeek zwijgend zijn vriend. Met zijn rechterhand woelde hij door zijn rode baard als die van een verlopen priester zonder gemeente.

‘Ga zitten’ mompelde Alexej Sergevitsj, die zijn blik al weer naar het door hem geschrevene had gericht.

Dmitri Ivanovitsj zette de twee flessen vodka op de enige tafel die het vertrek rijk was. Een gammele eikenhouten keukentafel, waarvan de vierde poot al sinds mensenheugenis zoek was. Dmitri Ivanovitsj ging op de grond zitten omdat er slechts één stoel in het vertrek aanwezig was, die waarop Alexej Sergevitsjzat. Een vermolmde kruk eigen­lijk. Dmitri Ivanovitsj tastte in zijn rechter jaszak naar pijp en tabak.

‘Zo, beste Alexej Sergevitsj, hoe staat het leven in de mistige moerassen?,’ grijnsde Dmitri Ivanovitsj, terwijl hij zijn barnstenen pijpje propvol goedkope tabak stopte. ‘Vermaak je jezelf nog een beetje, of vul je je tijd nog steeds met peinzen over het leven en het schrijven van treurige gedichten?’

‘Ach, Dmitri,’ bromde Alexej. ‘Je weet dat ik geen type ben van voetjes van de vloer en hela hola hupsakee. Ik vind het leven een straf, geen pretje. Ik geloof niet in het aardse bestaan. Volgens mij wordt de mens enkel geleid door lusten en egoïsme. Naar kunst en cultuur heeft hij geen oren. Enkel de zucht naar leeg amusement, bedwelming en perverse sex toont de ware aard van de hedendaagse mens. Het leven is daarom zwaar voor een oprechte kunstenaar, die de dingen doorziet en de taak heeft dit grote leed eenzaam en onbegrepen te dragen.’

Zuchtend en uitgeput zeeg Alexej Sergevitsj neer naast zijn oude boezemvriend. Dmitri Ivanovitsj sloeg een arm om hem heen. Met zijn andere arm reikte hij naar een fles vodka.

Dmitri Ivanovitsj kon enkel jolig en rijmend reageren. ‘Kom op man, maak open die fles. Vodka stilt alle pijn. Vodka maakt je vrolijk en gelukkig. Vodka is het medicijn.’

Alexej Sergevitsj opende afwezig de fles vodka en nam een lange, lange teug. Vervolgens gaf hij de fles aan Dmitri Ivanovitsj, die ook een lange, lange teug nam. Die gaf de fles weer aan Alexej Sergevitsj, die weer een lange, lange teug nam, en de fles weer teruggaf aan Dmitri Ivanovitsj, die ook weer een lange, lange teug nam. Deze handeling bleven de twee helden van ons verhaal stilzwijgend ettelijke malen herhalen. Toen de tweede fles vodka voor de helft gele­digd was hernam Alexej Sergevitsj het woord.

‘Weet je, mijn beste Dmitri Ivanovitsj, soms denk ik wel eens dat ik een eind aan mijn leven moet maken. Eindelijk verlost van de nooit afnemende pijn in mijn ziel. Je weet dat ik niet in een hiernamaals geloof. Eigenlijk geloof ik nergens in.’

Alexej Sergevitsj begon aangeschoten te ijsberen. Hij schopte per ongeluk de samovar en de van zijn stiefmoeder geërfde matrosj­ka om, had dat niet door, en ging weer zitten.

‘Ik aanvaard de vergankelijkheid en de dood als de enige zekerheden des levens’, ging hij voort. ‘Verder niets. Alles en iedereen wordt vergeten. We eindigen allemaal als mest voor het onkruid. Zo ook mijn gedichten. Interesse voor de ander of enige diepzinnigheid is bij de meeste mensen ver te zoeken. Dmitri Ivanovitsj, hoe zwaar is dit alles!’

Dmitri Ivanovitsj, ook behoorlijk dronken al, keek Alexej Sergevitsj lachend aan. ‘Wat ben jij toch een grappige treurwilg. Wat heeft het voor zin te miezeren en te kniezen? Je leeft maar één keer, geniet toch van de goede dingen! De herten die dartelen in het woud voordat ze neergeschoten worden, de kleurige bloemen voordat ze verwelken, je pijpje tabak dat vanzelf wegbrandt, je borreltje voordat die op is, zo nu en dan. Geniet van de zon, die opkomt en weer onder zal gaan, het maanlicht dat weerspiegelt in het stil kabbelende water. Leef om te genieten van die mooie kleine dingen in dit leven, dat voorbij is voordat je er echt weet van hebt. Geniet van het moment dat voorbij gaat. Zit niet suf in een hoekje, terwijl de tijd verglijdt. Daar los je niets mee op. We verlaten het leven even dom als we het binnen gekomen zijn. Heb vrede met de werkelijkheid.’

‘Maar dat kan ik nu juist niet,’ barstte Alexej Sergevitsj in huilen uit. ‘Ik vind het allemaal zo erg. Zo vreselijk erg!’

Alexej Sergevitsj begon onbedaarlijk te snikken. De tranen biggelden van zijn rode ogen zijn rode priesterbaard zonder gemeente in. Dmitri Ivanovitsj trachtte Alexej Sergevitsj vergeefs op te monteren met een troostende arm om zijn schouder, het trekken van clowneske grimassen en het zingen van een zot lied. Niets hielp. Alexej Sergevitsj was een onverbeterlijke somber­ling en dat zou waarschijnlijk wel altijd zo blijven ook.

Toen de avond zijn einde naderde en Dmitri Ivanovitsj zich gereed wilde maken om weer op zijn versleten leren laarzen door het moeras naar huis te soppen, hoorde hij plotseling het geluid van steeds feller en sneller neer vallende regendruppels op het dak. Hij liep naar de deur van Alexej Sergevitsj’s hut. Toen hij die opende zag hij de proloog van een enorm onweer en besefte dat hij de nacht in de verwaarloosde lemen hut van Alexej Sergevitsj door zou moeten brengen. Dmitri Ivanovitsj besloot dat dit geen weer was om door naar huis te gaan.

Zo gebeurde het dat Dmitri Ivanovtsj en Alexej Sergevitsj samen de nacht doorbrach­ten. Samen in dat verwaarloosde lemen hutje op dat verder verlaten eilandje in dat uitgestrekte moerasgebied, ergens diep in Rusland, tussen Niznji Novgorod en Tver.

Voor hij ging slapen keek Dmitri Ivanovitsj  nog een keer naar de nog immer doorhuilende Alexej Sergevitsj, zijn rode priesterbaard, zonder gemeente, leek wel een dweil. Ook keek hij nog eens naar buiten voor hij ging slapen.

‘Dit is wel een heel grote huilbui,’ prevelde hij, toen hij de regen op het dak van de hut hoorde klateren en diep in slaap viel.

Hij droomde over miljoenen kale grijnzende schedels die in het moeras naar boven kwamen drijven.

Ik ben toter

Als toter volg ik het liefst de school en neem zo min mogelijk risico’s. Ik ben niet op zoek naar bonuspunten. Elke verrassing is een belofte van gevaar. Daarom volg ik liever een grote dan een kleine straat. Op weg naar het full house van mijn familie. Ik voel geen zekerheid als er om mijn veiligheid en welzijn gedobbeld wordt door roofdieren en vissers. Ik wil geen speler zijn in een spel dat dertien categorieën kent. Ik ben niet op zoek naar een kans. Ik wil geen winnaar of verliezer zijn. Ik wil overleven. Als jonge haring wil ik zo veel mogelijk toeval uitsluiten. Laat me vrij zwemmen in de yahtzee. Er bestaat geen scorebord onder water. Ik ben toter.

Belasting

 

De eerste keer dat ik belast werd

Was toen mijn moeder mij ongevraagd in de nacht verschoonde

Ze stoorde mijn nachtrust en comfort

Ik had geen last van mijn volle luier met poep en pies

Ik sliep

Elk leven lijkt met de ervaring van terreur te maken te hebben

Elk leven lijkt met de terreur van de ervaring te maken te hebben

Dingen die je overkomen

Die met je gedaan worden

Omdat je een nummer lijkt

Is dat waar?

Neen, broeders en zusters

Neen!

Voel eerst je eigen energie

Daarna de energie van de ander

Voel de liefde!

Niet veroordelen!

Ik wil nix veranderen

Jouw aandacht

Die ik trek

Is heilig en aan grenzen gebonden

Belasting is een concept, motherfucker

Omniglot

 

 

De ene boer kon, sinds hij als misdienaar van zijn paard was gevallen, alleen nog Latijn spreken.

De andere boer was net als de ene boer in zijn jeugd misdienaar geweest en kon wel Latijn verstaan, maar niet spreken.

De ene boer wees naar een rode appel in het gras en zei: “Omnia cadunt.”

De andere boer zei: “Das waar. Alle dingen vallen.”

De ene boer wees naar een dode mus in het veld en zei: “Omnibus sensibus destitutus.”

De andere boer zei: “Jep: Beroofd van alle zintuigen.”

De ene boer zei: “Omnia mutantur, nihil interit.”

De andere boer zei: “Das waar. Alles verandert en niets vergaat.”

De ene boer zei: “De omnivoor kom hier nivoor.”

“Wat de fak?”

“Omniglot,” weekwinnaar week 6 op 120w.nl, februari 2017: https://120w.nl/2017/omniglot/

DONALD TRUMP VERONGELUKT

 

(ANP) Volgens nog onbevestigde berichten is vanmiddag de president van de Verenigde Staten  Donald Trump verongelukt tijdens het golfen op één van zijn vele golf resorts. In dit geval “Trump Doonberg” in Ierland, waar je al vanaf 700 euro per nacht een kamer kunt reserveren. Dat is dan wel zonder ontbijt en inclusief tien verplichte consumpties uit de minibar op jouw kamer. Website: https://www.trumphotels.com/ireland

De wereld reageert geschokt op de mogelijke dood van Trump.

Erdogan van Turkije: “Het lot wordt soms een duw gegeven.”

Poetin van Rusland: “Ik heb één keer een uur met hem gebeld. Hij leek mijn type wel. Nu moet ik op zoek naar een ander vriendje. Ik bedoel, als hij echt dood is. Anders houd ik mijn huidige vriendje nog even vast.”

Ayatollah Khamenei van Iran: “De Satan is dood. Laten we bidden dat er geen nieuwe Satan opstaat.”

Mark Rutte: “We leven mee met de families van Donald Trump en zijn nabestaanden.”

Salman bin Abdoel Aziz al-SaoeI, koning van Saoedi-Arabië: “Ik laat geen traan om Trump. Wij en Amerika gebruiken elkaar. Alles draait hier om de aanwezigheid van veel olie en een strategische plek van waaruit Amerika iedereen in de regio een tik op de vingers kan geven. Is hilarisch en goed voor mijn economie.”

De vrouw van Trump, de Sloveense Melania Knauss, lachte de aanwezige pers weg (“Fake news”) voordat ze rokend in de lift opsteeg naar het grootste en hoogste penthouse van de Trump Tower. Met uitzicht op het New York Plaza Hotel, tegenover Central Park gelegen, en ook in handen van Donald Trump (Ik bedoel het hotel. Voor zover ik weet is het Central Park nog niet in handen van Donald Trump, of zijn erfgenamen. Maar we weten nog niets zeker. Is Donald Trump dood of niet?).

In 2004 vroeg Trump een merknaam aan voor de uitdrukking “You’re Fired”. We kunnen gerust zeggen dat die merknaam aan de wereldbevolking is terug gegeven op het moment dat Donald Trump zijn laatste adem uit heeft geblazen.

Vijf bijdragen Peter Mabelus in “PO-E-ZINE XIV”

Het voorwoord bij “Po-e-zine XIV” door Lea Teunissen:

“Beste lezers, met veel trots presenteert de Po-e-zine redactie deze nieuwe Po-e-zine. Er ligt een roerige tijd achter ons. Zoals velen weten, overleed in oktober de drijvende kracht achter Po-e-zine, Derrel Niemeijer, plotseling op 38 jarige leeftijd. Zijn dood veroorzaakte een grote schok onder de dichters. Het was Derrels uitdrukkelijke wens dat zijn werk werd voortgezet. Het werk van Derrel gaat voortgezet worden in een stichting. Onder de stichting van het podium PepperPlus, Po-e-zine en uitgeverij MeerPeper. Op deze manier hopen we het voorbestaan te kunnen garanderen. Natuurlijk is dit voortbestaan niet alleen mogelijk door een stichting, maar in eerste instantie door de fantastische Po-e-zine redactie, die elke keer weer met veel toewijding en geduld jullie teksten verzamelt en samen vormgeeft. Een applaus voor de redactie lijkt me zeker op zijn plaats. Daarnaast kan Po-e-zine ook alleen maar bestaan door jullie mooie inzendingen, blijf vooral inzenden en elkaar inspireren.”

De redactie van “PO-E-ZINE XIV” was in handen van Vincent Jongman, Bert Waber, Eric de Munnik en Lynn van Hoof.

Op 1 februari 2017 werden in “PO-E-ZINE XIV” vijf gedichten van Peter Mabelus gepubliceerd:

“Retro Supernova,” p.13; “Onzichtbaar,” p.56; “Consummationem Saeculi,” p.149; “Hoop,” p.165 en “Mijn Moeder,” p.193.

De vijf gedichten zijn ook op de website van Peter Mabelus te lezen: https://petermabelus.com