Boekpresentatie ‘Zevenpoot’ van Arnon Grunberg

Afgelopen woensdagavond was ik uitgenodigd om de boekpresentatie van de nieuwe Grunberg, ‘Zevenpoot’, bij te wonen, die plaatsvond in Galerie de Schans in Amsterdam.

Ik heb het boek inmiddels gelezen. ‘Zevenpoot’ is een knotsgekke vertelling over een jongetje met acht benen. Een buitengewone leeservaring is gegarandeerd.

De illustraties in het boek werden gemaakt door Thé Tjong-Khing.

De eerste exemplaren werden overhandigd aan Guus Kuijer en Xaviera Hollander.

Bij de dood van Donald Sutherland

Er moeten ooit een of meerdere runderen ergens op onze aardbol hebben rondgelopen die er geen weet van konden hebben dat een deel van hun vlees ooit terecht zou komen in een rundvleeskroket die op vrijdag 3 juni 2011 door een medewerker van de Haagse Febo, gelegen aan de zuidzijde van treinstation Holland Spoor aan de Waldorpstraat 27, in het bovenste vakje van een snackmuur gedeponeerd was en om een uur of half zes in de middag, met hulp van mij, zou worden verorberd door de grote in Canada geboren Hollywoodacteur Donald Sutherland (1935), zonder dat ik besefte dat ik te maken had met de grote ster van filmklassiekers als de satirische oorlogsfilm ‘Kelly’s Heroes’ (1970), waarin hij samen schitterde met Telly Savales en Clint Eastwood, de broeierige filmhit ‘Klute’ (1971), waarvoor Sutherland’s tegenspeelster Jane Fonda zelfs een Oscar won, of het ruim zes uur durende epos van de fenomenale Italiaanse filmregisseur Bernardo Bertolucci ‘Novecento’ (1976), waarin Donald Sutherland zo ongeveer de personificatie van het kwaad speelt, de fascist Attila Mellanchini, die uiteindelijk door een woedende menigte gelyncht wordt.

Wat had ik in Den Haag te zoeken? Ik werkte rond het jaar 2010 twee dagen in de week als beleidsmedewerker bij de Unrepresented Nations and Peoples Organization (UNPO), die gevestigd was in een statig pand aan de Javastraat. De naam van de organisatie waarvoor ik werkte zegt het al: de non-profitorganisatie UNPO vertegenwoordigde volkeren zonder eigen staat. Hierbij kun je denken aan bijvoorbeeld de Koerden in het Midden-Oosten of de Tsjetsjenen in de Noord-Kaukasus. Vanwege de expertise die ik had opgebouwd tijdens mijn studie Ruslandkunde aan de Universiteit van Amsterdam hield ik mij bezig met volkeren zonder eigen staat in de voormalige vijftien deelrepublieken van de Sovjet-Unie. Bus 22 bracht mij in de ochtend van station Holland Spoor naar het pand van de UNPO aan de Javastraat en aan het eind van de middag terug naar station Holland Spoor.

Op die bewuste vrijdagmiddag 3 juni 2011 liep ik niet eerst naar de vestiging van de AH To Go om vier ijskoude halve literblikken Amstel Bier in te slaan om mijn eigen kleine vrijmibo in te luiden, het liefst op een eenzame stoel in een treincoupe, op weg naar Amsterdam. Alleen en verborgen in een trein zitten was voor mij belangrijk, omdat ik de bezorgde en verontwaardigde blikken wilde ontwijken van medepassagiers die mij in een moordend tempo de halve literblikken Amstel Bier achterover zagen slaan. Nee, deze middag besloot ik voor het inslaan van bier eerst vlug een bezoek te brengen aan de Febo, om mijn lege en rommelende maag te trakteren op een snack uit de muur.

Op het moment dat ik mijn munten in de gleuf van de snackmuur had gegooid en een frikandel uit het door mij geopende vakje tevoorschijn trok werd ik in het Amerikaans aangesproken door een al wat oudere man met een bril op. Hij ging gekleed in een lange donkergroene regenjas. Op zijn hoofd droeg hij een fisherman’s hat in dezelfde kleur als zijn regenjas. Omdat de man ook nog een volle grijze baard en snor droeg was van zijn gezicht eigenlijk weinig te zien.

‘Excuse me, sir, can you tell me how this works?’ vroeg de man aan mij. ‘We don’t have this in America.’

Ik moest licht grinniken omdat ik al zo vaak had gehoord dat ‘eten uit de muur’ iets typisch Nederlands was en buitenlanders op bezoek in Nederland, als zij geconfronteerd werden met dit verschijnsel, met een mengsel van argwaan en nieuwsgierigheid voor de snackmuur stonden te treuzelen voordat zij doorhadden wat zij moesten doen om een snack uit de muur te kunnen bemachtigen.

‘You have to put your money in the slot right next to the snack you want to eat and than pull the grip down so that you can take the snack out of the open compartment. After you have taken out your snack you close the compartment. That’s it.’

Ik had geen idee of al mijn Engels correct was maar beter had ik het de mij onbekende man niet uit kunnen leggen.

‘Where do you live in America?’ vroeg ik de man enige seconden later uit oprechte nieuwsgierigheid.

‘In L.A. My flight leaves 8.30 pm tonight.’

‘I’ve been to L.A. in 1993,’ zei ik. ‘Nice place. We don’t have big cities like that in the Netherlands.’

‘But you’re country has so many things the States don’t have,’ riposteerde de man. ‘Today I visited the Maurits house. It was beautiful. And how much coins do I need to get this snack?’ vroeg hij en keek met samengeknepen ogen naar het bedrag dat boven de geldgleuf vermeld stond.

‘Let me see, the rundvleeskroket will cost you 2 euros.’

‘That’s a coin right? O, I don’t think I have that with me.’

De man keek mij met een bedelende blik aan.

‘I think I have a coin for you,’ zei ik, pakte een munt van 2 euro uit mijn portemonnee en legde die op de uitgestoken handpalm van de man in het donkergroen. Voordat hij de munt in de gleuf stak keek hij nog eens onderzoekend naar de rundvleeskroket achter glas.

‘How did you say the snack is called? Runtfleececroquet?

‘Yes, that’s right, rundvleeskroket,’ zei ik.

Zonder veel moeite pakte de man de rundvleeskroket uit de snackmuur en nam een muizenhapje van de kroket.

‘Wow, that tastes very, very good,’ zei hij.

‘Great, but sorry, I have to catch my train,’ zei ik en rende naar de AH To Go om bier te halen.

Een klein kwartier later bleken we in dezelfde trein te zitten. Ik op weg naar Amsterdam Centraal, de bebaarde man in het donkergroen naar Schiphol. Ik zat op de door mij gewenste eenzame plek waar ik buiten het zicht van medepassagiers in hoog tempo mijn bier op kon drinken. De man zat schuin tegenover mij, aan de andere kant van het gangpad. In de trein hield hij zijn fisherman’s hat op zijn hoofd en was een boek beginnen te lezen, zodat hij bijna onzichtbaar was voor zijn medepassagiers. De titel en de schrijver van het boek zeiden mij niets: ‘The Hunger Games’ van ene Suzanne Collins.

Ik bekeek de man nog eens goed. Hij had iets bekends. Leek hij op een oude leraar van mij op de middelbare school? Een oude buurman? Ik had werkelijk geen idee.

Ter hoogte van Schiphol propte ik mijn tweede lege  halve literblik  Amstel Bier in het stalen prullenbakje naast mij. De man in het groen stond op om de trein te verlaten.

‘It was nice to have met you,’ zei ik tegen de man op het moment dat hij ter hoogte van mijn stoel in de rij stond om de trein te kunnen verlaten. Ietwat verstrooid keek hij me aan en zei: ‘It was nice to meet you too and thank you so much for the runtfleececroquet.’

Ik knikte beleefd terug, waarbij het gevoel dat ik deze man eerder had gezien steeds sterker werd. Die blik, die stem. Aan wie deed die man mij toch denken?

Ik denk dat we de Schipholtunnel nog niet uit waren of ik schreeuwde het bijna uit van ongeloof en verrassing. Opeens wist ik zeker wie de man was aan wie ik een rundvleeskroket had gegeven op station Holland Spoor: Donald Sutherland! De grote Donald Sutherland!

Ik overwoog een moment om bij het eerstvolgende station uit te stappen om terug te reizen naar Schiphol. Waarom zou ik dat doen? Het had geen enkele zin om terug te gaan. Donald Sutherland zou al lang in de mensenmassa verdwenen zijn.

Ik wilde honderd procent zeker weten dat ik de grote Hollywood acteur Donald Sutherland in levende lijve had ontmoet. Wat te doen? Ik dacht gelijk aan een oude studievriendin van mij die als grondstewardess voor de KLM werkte. Als zij op dat moment aan het werk was kon zij op een computer de passagierslijsten bekijken van de vluchten die om half negen die avond naar Los Angeles zouden vertrekken en zou ik zekerheid krijgen.

Ik kreeg mijn oude studievriendin snel aan de lijn. Ze bleek toevallig die middag en avond te moeten werken. Ik vertelde haar in het kort mijn verhaal, waarbij zij mij herhaaldelijk schaterlachend onderbrak (‘Haha, Donald Sutherland. Echt? Runtfleececroquet? Haha.’). Ze beloofde mij de passagierslijsten te bekijken en binnen enkele minuten terug te bellen.

‘Het klopt!’ riep ze enige minuten later enthousiast in mijn rechteroor. ‘Er vertrekt om half negen maar één toestel naar Los Angeles, de KL547 en daar zit hij op, Donald Sutherland! Je hebt hem echt ontmoet! Je hebt hem echt een runtfleececroquet gegeven, haha!’

Nadat ik mijn oude studievriendin uitgebreid bedankt had verheugde ik mij al over het feit om deze geweldige anekdote aan mijn vrouw en kinderen te kunnen vertellen. Thuis aangekomen bleek echter niemand te weten wie Donald Sutherland was. Geen enkele titel van een film waarin hij gespeeld had zei hen iets. Toen ik op de laptop foto’s van Donald Sutherland liet zien steeg er een onzeker weifelend gemompel op.

Het moet ruim een jaar later geweest zijn dat we met het hele gezin naar de première van de verfilming van Suzanne Collins’ boek ‘The Hunger Games’ gingen. Op het moment dat Donald Sutherland in beeld verscheen in zijn vertolking van de dictator President Coriolanus Snow sprong mijn zoon van 10 in de volle bioscoop op van zijn stoel en riep: ‘Kijk, pap! Donald Sutherland! Die heb jij nog een kroket gegeven!’ Geïrriteerde bioscoopbezoekers maanden mijn zoon stil te zijn. Ik keek met een glimlach naar het grote scherm voor mij en dacht: ja, het is waar. De grote dictator President Coriolanus Snow houdt wel van een runtfleececroquet.

Deze reportage is opgenomen in de bundel ‘Van Kluun tot Clinton’ (2022)

Bij de 77e verjaardag van Salman Rushdie

Lezers van mijn reportagebundel ‘Van Kluun tot Clinton’ (2022) – waarin 30 ontmoetingen met Groten der Aarde zijn opgenomen – weten dat ik tijdens mijn studententijd als medewerker in de passagiersbeveiliging op Schiphol werkzaam was. In die hoedanigheid heb ik veel beroemde mensen vliegtuigen in en uit zien gaan. Ontmoetingen op Schiphol met Hollywood acteur Dennis Hopper (1936-2010) en kardinaal Simonis (1931-2020) zijn in ‘Van Kluun tot Clinton’ opgenomen.

Op een zomerse dag in 1990 stond ik bij de security check van een vlucht naar Londen. Van tevoren waren wij op de hoogte gesteld van het feit dat Salman Rushdie, inclusief twee gewapende bodyguards, zich vlak voor vertrek van de vlucht aan de gate zou melden. Zij mochten zonder de gebruikelijke veiligheidscontrole het vliegtuig betreden.

Sinds de publicatie van zijn boek ‘De Duivelsverzen’ (1988) was Salman Rushdie wereldnieuws. Door veel literaire critici werd zijn boek beschouwd als een gedurfd en goed geschreven meesterwerk. Door sommige moslimfundamentalisten, en de leiders van de theocratie Iran, werd het boek als blasfemisch beschouwd. Waarschijnlijk zijn ‘De Duivelsverzen’ noch door moslimfundamentalisten, noch door Khomeini, leider van het toenmalige, dictatoriale, Iraanse regime, gelezen.

Op 14 februari 1989 sprak Khomeini over ‘De Duivelsverzen’ op Radio Teheran een fatwa uit (een fatwa is een juridisch advies in de islam, dat door een godsdienstige wetspecialist wordt uitgevaardigd met betrekking tot een specifieke kwestie), waardoor islamieten wereldwijd de opdracht kregen Rushdie te doden. De moordenaar van Rushdie werd een vermogen in het vooruitzicht gesteld. Dit alles leidde internationaal tot grote ophef. Het was de eerste keer dat zo’n fatwa werd uitgesproken over een westerse publieke figuur.

Op 3 augustus 1989 mislukte een bomaanslag in Londen op het leven van Rushdie, doordat de bom voortijdig ontplofte, de aanvaller kwam hierbij om het leven.

Rushdie moest eerst tien jaar onderduiken en stond ook daarna onder constante Britse politiebescherming.

De Japanse vertaler Hitoshi Igarashi (1947-1991) van ‘De Duivelsverzen’ werd op 12 juli 1991 dood aangetroffen in zijn kantoor aan de universiteit van Tsukuba. De moordenaar werd nooit gevonden en men neemt aan dat de geheime dienst van Iran verantwoordelijk moet worden geacht voor de moord.

Op die zomerse dag in 1990 meldde Rushdie zich inderdaad enkele minuten voor vertrek bij de gate. Ik zal nooit vergeten dat een Britse vrouw, bij het waarnemen van Rushdie inclusief bodyguards, weigerde het vliegtuig te delen met een man bij wie voortdurend de dreiging van een aanslag boven het hoofd hing. Misschien zou zich een bom in de laadruimte van het vliegtuig bevinden. Zonder enig probleem werd zij op een latere vlucht naar Londen geboekt.

Op 12 augustus 2022 was het raak. Rushdie werd in Chautauqua in de staat New York neergestoken. Terwijl hij werd voorgesteld aan het publiek, voordat hij met een lezing zou beginnen, stormde een man het podium op en viel de schrijver aan.

Rushdie raakte zwaargewond door messteken in nek en buik. Hij onderging een spoedoperatie in een ziekenhuis. Hij zou een oog verliezen.

Voor een schrijver zijn ogen belangrijker dan mensen die uit zijn op haat en geweld. De dader, een 24-jarige man, werd gearresteerd en mag van mij voor de rest van zijn leven naar de muren staren die op hem afkomen.

Iraanse media uitten volop steun aan de dader, die volgens hen de “afvallige en kwaadaardige Salman Rushdie aanviel.”

Door welke God worden deze haatzaaiers geleid? Als God bestaat kan hun God nooit mijn God zijn. Als God bestaat is God liefde, een concept dat alle mensen verbindt.

In 2016 maakte ik een roadtrip door Iran. Alleen in parken durfden met name jonge Iraniërs hun walging over het Iraanse regime te uiten. De geestelijke leiders van het land woonden in de meest chique buurt van Teheran. Italiaanse sportwagens sierden de parkeerplaatsen van hun luxe verblijven. Schijnheiligheid lijkt geen grenzen te kennen.

Ik wens Salman Rushdie een gezond, gelukkig en creatief leven toe.

De geestelijke en politieke leiders van Iran ontvangen mensen als Erdogan (dictator van Turkije) en Poetin (dictator van Rusland) met open armen, vanwege olie, geld en macht. Schaamteloosheid lijkt geen grenzen te kennen.

Het concept God wordt door sommigen misbruikt, niet andersom.

Hebban over ‘Transgender Rap’: Verrassend!

“Ik las ‘Transgender Rap’ van Peter Mabelus. Hiermee ging ik ver buiten mijn comfortzone. Het boek is namelijk een poëtisch boek.

De titel intrigeerde mij. Transgender en dan een rap, wat moest dat worden?

Nou het werd een boek waarbij poëzie in de breedste zin van het woord werd gebruikt. Neem daarbij alle thema’s die je maar kunt verzinnen, zoals mannen met naaldhakken, seksueel getinte poëzie, overdenkingen, enz. Dit allemaal samengebundeld in een boek dat met een simpele cover is omhuld.

Ondanks dat het buiten mij comfortzone was heb ik genoten. Niet van elk poëtisch stukje maar wel van de meesten. Ik denk dat er voor elk die van poëzie houdt of er kennis mee wil maken wel wat tussen zit.

Verrassend!”