Tijdens de druk bezochte signeersessie, die begin maart 2001 gehouden werd in het aan het Koningsplein in Amsterdam gesitueerde pand van de destijds beste boekenwinkel van Nederland, “Scheltema, Holkema en Vermeulen,” ter gelegenheid van het verschijnen van het laatste boek van Harry Mulisch “Siegfried,” duurde het drie kwartier voor mijn vrouw aan de beurt was om haar exemplaar van “Siegfried” te laten signeren door Harry Mulisch. Het boek zou een cadeau zijn voor haar bijna tachtigjarige vader. Haar vader was een held. Mulisch was een rock star.
“Wat zal ik er in zetten?,” vroeg Harry Mulisch aan mijn vrouw.
“Voor mijn vader,” zei mijn vrouw.
“Jouw vader is mijn vader niet,” zei Harry Mulisch. “Dat ga ik niet schrijven.”
Mijn vrouw keek eerst Harry Mulisch, en daarna mij glimlachend aan.
Harry Mulisch wachtte geduldig met zijn inktpen boven het titelblad.
“Doe dan maar “voor Reinier”,” zei mijn vrouw.
“Kun je dat spellen?””
“Gewoon “Reinier,” zei mijn vrouw.
“R-E-I-N-I-E-R?,” vroeg Harry Mulisch.
“Ja,'” zei mijn vrouw.
Harry Mulisch schreef “Voor Reinier,”op het titelblad van “Siegfried,” ondertekende met “Harry Mulisch,” sloot het boek en gaf het aan mijn vrouw. Wij liepen betoverd naar de kassa.
Ik keek om naar Harry Mulisch. Hij boog zich glimlachend naar de volgende in de lange rij.