In 2014 verhuisde ik als vrijgezel naar een ruim hoekhuis in de ***straat, in de gemeente B., op nog geen tien kilometer van de Noordzeekust. Het was een koopwoning. Ik verdiende mijn geld met de import en export van allerlei producten en diensten. Mijn alleenstaande buurvrouw bleek een jaar of zestig oud, kinderloos, en was werkzaam als docent Duits. Zij moet in die tijd een inkomen van een kleine 3500 euro per maand hebben verdiend.
Aanvankelijk had ik een goede band met haar. Daarom deelden wij aardig wat feiten over onze wederzijdse levens. Zo kwam ik erachter dat ze haar huis al in 1983 had gekocht voor omgerekend 45.000 euro. Ze had haar hypotheek inmiddels volledig afgelost. Omdat zij geen geldzorgen kende, ging ze elke zomer zes weken op vakantie naar exotische oorden. Tijdens haar afwezigheid verhuurde ze haar woning voor een flink bedrag aan gretige Duitse toeristen, waardoor ze eigenlijk altijd “gratis” op vakantie ging.
Niets is voor de eeuwigheid en zo veranderden de omstandigheden waarin mijn buurvrouw leefde. Zij werd verliefd op de klusjesman, die in de zomer van 2015 de muren van haar woning stuukte. Later begreep ik dat deze man alleen maar zwart kluste, omdat hij sinds een paar jaar (vanwege rugproblemen) voor honderd procent was afgekeurd en een WAO-uitkering ontving van ruim 2000 euro netto per maand.
De stukadoor, een zogeheten scheefwoner die een tweekamerappartement van de sociale woningbouw in de naburige gemeente C. bewoonde, trok al snel bij mijn buurvrouw in. Zijn appartement verhuurde hij sindsdien voor 1400 euro per maand aan een groep Polen, die met zijn achten de huur vrij makkelijk konden op brengen. Hij zal daar maandelijks – zwart – ongeveer duizend euro per maand mee verdienen.
De acht Polen op hun beurt werkten allemaal zwart in de illegale wietkwekerij van de broer van de stukadoor, ergens in een kas in de weilanden tussen de gemeenten B. en C. De broer van de stukadoor was de eigenaar van twee van de vijf coffeeshops die de naburige stad A. telde.
De broer van mijn buurman was ook de eigenaar van een hele rij peeskamers in de binnenstad van de stad A. Die peeskamers werden voor een paar honderd euro per kamer per dag verhuurd aan Oost-Europese prostituees, zodat die vrouwen een aardig centje konden verdienen aan de gastvrijheid van de broer van mijn buurman en de vriendelijkheid van hun bezoekers.
De helft van de Nederlandse gemeenten beschikt inmiddels over een of meerdere kliklijnen en hun aantal schijnt snel toe te nemen.
Een kliklijn bellen om de praktijken van mijn buren en de broer van mijn buurman aan te geven, zal ik niet snel doen. Toegegeven, de Nederlandse staat loopt hier en daar wat belasting mis, maar het is toch bewonderenswaardig dat onze medeburgers door hard werken, toeval, slimheid en ondernemingslust een klein financieel imperium kunnen opbouwen. Vergeet daarbij vooral ook niet dat zij meehelpen aan het terugdringen van de woningnood en het stimuleren van de werkgelegenheid.
In 2006 reageerde toenmalig minister-president Balkenende op kritische Kamervragen van Femke Halsema over de uitwassen van het door Nederland gepropageerde neoliberalisme en de deregulering op veel gebieden van de Nederlandse economie: “Ik begrijp niet waarom u hier zo negatief en vervelend over doet. (…) Laten we blij zijn met elkaar! Laten wij optimistisch zijn! Laten we zeggen: Nederland kan het weer! Die VOC-mentaliteit, over grenzen heen kijken, dynamiek! Toch?”
“Kliklijn getuigt niet van een VOC-mentaliteit” stond op 7 oktober 2019 als eerste op hoemannendenken.nl, de enige site vóór vrouwen, dóór mannen.
Even terug schreef ik over Piet Wortel: https://robalberts.wordpress.com/2019/09/26/piet-wortel/
Het is mijn best gelezen blogpost tot nu toe. De scheiding tussen boven- en onderwereld is verdwenen.
Zou het zijn dat men er daarom liever niet openlijk over praat? En daarom kiest voor het klikken?
Bezorgde groet,
LikeGeliked door 1 persoon