
Als je geen enkel idee hebt wie de schrijver Gerard Reve (1923-2006) was, kun je dit stukje maar beter overslaan.
Wellicht reken jij jezelf tot de snel groeiende schare bewonderaars van mijn werk; je hebt mijn twee tot nu toe verschenen boeken, de roman ‘Kathmandu Hipsters’ (2018) en mijn verhalenbundel ‘Hoe ik liefde vergat te geven’ (2019) stukgelezen en kan niet wachten tot mijn tweede roman ‘John West en de gestolen Picasso’ uitkomt (eind november van dit jaar). Je bezoekt bijna dagelijks mijn website petermabelus.com om te kijken of mijn digitale literaire pretpark opnieuw verder is uitgebreid. In dat geval begrijp ik waarom je hebt besloten door te lezen.
Het werk van Gerard Reve leerde ik kennen in de vijfde klas van het VWO, in het jaar 1983. De klassieker ‘De Avonden’, die Gerard Kornelis van het Reve in 1947 bij de eerste twee drukken van het boek publiceerde onder het pseudoniem Simon van het Reve, sloeg in als een bom (Wat hebben schrijvers toch met het gebruik van een pseudoniem? Dat is toch nergens voor nodig?). Vanaf 1973 noemde Gerard Kornelis van het Reve zich Gerard Reve. Bij Koninklijk Besluit werd dit ook zijn burgerlijke naam.
De grote en grotendeels vergeten auteur Ferdinand Bordewijk (1884-1965) schreef in het ‘Utrechts Nieuwsblad’ van 29 november 1947: “De auteur wil in dit beklemmende verhaal de geestelijke nood tonen van de naoorlogse tijd, in het bijzonder van hen die in de oorlog volwassen werden”. Uit een recensie van de inmiddels totaal vergeten recensent R.R.L.M. Bromberg, die werd afgedrukt in ‘De Nieuwe Eeuw’ van 6 december 1947: “Het is als een nachtmerrie, zo beklemmend van ontgoocheling en cynisme. Jammer dat de schrijver het nodig heeft gevonden zich uiterst ordinair uit te drukken, maar misschien zijn de geestelijke nood en de onmacht der naoorlogse jeugd daarvoor aansprakelijk”. Het lijkt of ik recensies van mijn eigen boeken lees. Maar dit stukje zou gaan over mijn ontmoeting met Gerard Reve en niet over mijn boeken.
Na de publicatie van ‘De Avonden’ raakte de literaire carrière van Reve danig in het slop. Met de moed der wanhoop schreef hij nog de destijds nauwelijks opgemerkte novelle ‘Werther Nieland’ (1949). In de jaren vijftig besloot Reve zich zonder succes toe te leggen op het schrijven van proza in het Engels. Zijn ‘The Acrobat and Other Stories’ (1956) was een flop.
Reve verdiende zijn brood in de jaren vijftig onder andere als rechtbankverslaggever voor ‘Het Parool’, vertaler en werkte in Londen een tijd als verpleger in het National Hospital for Nervous Diseases.
Voor ons adolescenten, die opgroeiden in de jaren tachtig van de twintigste eeuw en van het lezen van Gerard Reve hielden, waren het vooral de twee brievenboeken ‘Op weg naar het einde’ (1963) en ‘Nader tot U’ (1966) die veel indruk maakten. Reve was inmiddels tot het katholicisme bekeerd en zwaar aan de drank geraakt. Omdat wij toen nog veel te veel tijd hadden om veel te vaak dronken te worden werd Reve voor ons een held.
Wat waren we naïef! Reve werd in 1966 in de trein naar Groningen overvallen door een delirium tremens en moest wekenlang verpleegd worden in het ziekenhuis van Assen. Gelukkig hadden we destijds geen weet van de ernst van een delirium tremens en bleven nog jarenlang stug doordrinken. Poeh, wat waren we een stelletje stoere maar vooral onwetende bohemiens.
Jaren later, op het moment dat we na onze studies de maatschappij moesten betreden, kwamen we erachter dat alcoholisme en het vervullen van een fatsoenlijke betrekking niet samengingen. De meeste van mijn vrienden lieten zich omscholen tot weekendalcoholist, een enkeling kwam terecht in een heuse afkickkliniek, wat dan weer wel als “iets stoers” werd gezien. Behalve als je steeds opnieuw moest worden opgenomen. Dat was minder stoer.
Enfin, mijn ontmoeting met Gerard Reve op zaterdag 1 december 1991 vond plaats in De Bijenkorf van Rotterdam, waar Reve die middag ter gelegenheid van het verschijnen van zijn indrukwekkende brievenbundel ‘Brieven aan mijn lijfarts’ zijn boeken zou gaan signeren. De lijfarts van Reve heeft overigens zelfmoord gepleegd door zichzelf een cocktail van citroenjenever en barbituraten toe te dienen. Maar dit terzijde.
Reve woonde al sinds begin jaren zeventig in Frankrijk en was bovendien niet dol op signeersessies. Daarom moest ik van mezelf op die koude herfstdag per spoor van Amsterdam naar Rotterdam reizen om minimaal een maar het liefst twee handtekeningen van de Grote Schrijver te bemachtigen. Nu kon het nog. Reve naderde immers al de zeventig.
Ik had besloten om mijn exemplaar van ‘Brieven aan mijn lijfarts’ thuis te laten. Ik had een zeldzame eerste druk van Reve’s brievenboek ‘Nader tot U’ meegenomen en een negenendertigste druk van ‘De Avonden’ uit 1990.
Aangekomen op de boekenafdeling van De Bijenkorf werd duidelijk dat Reve zich zou beperken tot signeren; een interview over het nieuwe boek zat er niet in. Ik schat dat een gedisciplineerde rij mensen van een man of tweehonderd in een slingerende rij op hun beurt voor een handtekening van Reve stond te wachten. Opvallend genoeg was de meute muisstil, zodat iedereen kon meegenieten van het gekibbel tussen Gerard Reve en zijn partner Joost Schafthuizen, onder fans van Reve beter bekend als Matroos Vosch.
Reve en Matroos Vosch waren overigens beiden bloednerveus. Op het moment dat Reve zijn leesbril verkeerd om en op zijn kop op zijn hoofd plaatste en Matroos Vosch er wat van zei reageerde Reve: “Ach, zeikerd. Ik heb mezelf toch ook niet gemaakt!”
Gerard Reve beperkte zich tot het met beleid signeren van zijn werk met zijn kroontjespen; geen tijd of ruimte voor opdrachten of een aantekening van plaats en datum. Op het moment dat ik aan de beurt was om een handtekening in twee exemplaren van Reve’s werk te laten zetten, mijn eerste druk van ‘Nader tot U’ en de negenendertigste druk van ‘De Avonden’ , probeerde ik het toch: “Kunt u er misschien inzetten: ‘voor mijn broer’?” Reve keek mij kort aan en wees naar de lange rij mensen die achter mij stond met een of meer boeken van de Grote Volksschrijver in de hand: “Maar jongen, kijk toch eens hoe druk het is. Daar kan ik toch niet aan beginnen?” Ik moest genoegen nemen met Reve’s handtekening in twee van zijn meest beroemde boeken.
Op het moment dat ik klaar was met mijn missie bleef ik nog even staan kijken hoe Gerard Reve en Matroos Vosch al kibbelend de rest van de rij bewonderaars van handtekeningen voorzagen. Op de een of andere manier wist ik zeker dat ik Reve nooit meer in levende lijve zou zien. Daarna spoedde ik mij terug naar het verre Amsterdam.
In de trein op weg naar huis herlas ik ‘Nader tot U’. Het boek eindigt met een dertigtal geestelijke liederen waarvan ik er een wil citeren:
DRINKLIED AANGAANDE HET LEVEN OP AARDE
Alles is op, zelfs drank waar ik niet eens van houd.
Maar alles heeft zijn voor en tegen.
Zodoende zit ik wel vol moed:
Al hebt Gij mij verworpen en verstoken van Uw Licht,
Ik ga gewoon door, of er niks aan de hand is.
