PA 501, 21 12 88

 

“Hallo, mein lieber Schatz. Als je dit bandje via de post opgestuurd hebt gekregen zul je wel denken, ‘wat krijgen we nou? Een cassettebandje over de post?’ Omdat je waarschijnlijk nog nooit een cassettebandje over de post ontvangen hebt bedoel ik dan natuurlijk. Nou ja, dat spreekt vanzelf.

Overigens stuur ik dit bandje niet naar je privé-adres, dat wilde je me niet geven, achterdochtig paranoïde ventje, maar naar die geile escortclub van je, ‘Alles klar’, in die opwindende stad van je, aan de Main, jouw geboorteplaats, Frankfurt. Of ben je daar helemaal niet geboren, zoals je me zei, ondeugende Helmut? Want jullie hoerenjongens liegen alles bij elkaar dat los en vast zit. Voor geld doe je alles, niet waar Helmut? Je zou je eigen seropositieve vriendje nog verkopen aan het circus als ze maar genoeg schoven, of het zonder condoom doen met Jan en Alleman als je maar genoeg marken geboden kreeg. Zo is het toch? Maar daar had ik het niet over. En ik klink nu helemaal niet aardig, terwijl ik toch zo veel van je houdt. Ja, ik houd van jou Helmut. Dat is de waarheid nu eenmaal.

God, Helmut, wat ben ik weer aan het ouwenelen. Maar je weet hoe het gaat als je met je dictafoon in de hand in je luie stoel in het wilde weg luid voor je uit mijmert na een uitgebreid en zeer vet vliegtuigontbijt. Alhoewel, luid, ik fluister haast.

Ik zit nu heerlijk bij het raam en zie een blank golvend wolkentapijt aan mij voorbij gaan. Ik wilde vandaag eens niet overdrijven en heb in plaats van een eerste klas maar eens een eenvoudige business class seat genomen. Ik vond namelijk dat ik mezelf de laatste dagen met jouw aanwezig­heid al veel te veel in de watten gelegd had. Lieve Helmut, al ben je erg duur, je bent elke pfennig waard geweest.

Wat ik allemaal niet bij je heb mogen doen. En vooral wat ik allemaal wel bij je heb mogen doen. Dat had ik in mijn stoutste dromen niet voor kunnen stellen. En wat jij allemaal bij hebt mogen doen niet te vergeten. Ik geloof dat ik nu zelfs even bloos, liefje, maar misschien valt het niet op omdat ik toch al zo’n paarse hoge bloeddruk harses van mezelf heb. Je noemde me immers niet voor niets je rose varkentje.

Helmut, ik mis je. Behalve je schitterend geproportioneerde atletische lichaam, je blonde verleidelijke lokken, je geile dikke geverfde lippen en je goddelijk stralende blauwe ogen zal ik vooral je voortreffe­lijke kookkunst missen. Wat heb ik lekker gesmuld van de uitgelezen spijzen die je mij voorgeschoteld hebt.

Die drie dagen met jou. Het leek wel of er voortdurend iets te eten in de buurt was. Die heerlijke gebraden kippenpootjes, je lekkere gepaneerde Wiener schnitzels, je overheerlijk gekruide sappige braadworstjes en je eigen stomende Frankfurter Wurst natuurlijk niet te vergeten. Alle mensen, wat heb ik me laten gaan in jouw tempel van zinnelijk genot. Als ik terugkom in New York, bij vrouw en kinderen, moet ik echt even gaan lijnen.

Ach, mijn schatje, het lijkt alweer zo lang geleden dat je vanmorgen in je Frankfurtse keukentje voor me stond te kokkerellen. Ik zie nog zo je strakke kontje heen en weer schudden toen je die eieren met spek voor me stond te bakken. Hoeveel zei je ook alweer dat ik vanmorgen gegeten heb? Zes eieren, twee ons spek en een heel brood. Om je te schamen. Geen wonder dat ik me opgeblazen voelde toen ik in de taxi naar het vliegveld zat.

Ik heb je geloof ik verteld dat ik na de algehele verzadiging die ik bereik na het nuttigen van een overvloedige maaltijd binnen een half uur alweer enorme trek krijg in iets hartigs. Dus zat ik in de taxi aan de bifi-worstjes (acht stuks, Entschuldigung, lieber Helmut).

Het ging allemaal weer zo traag op het vliegveld. Omdat ik altijd met Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen vlieg ben ik in Europa altijd gedoemd om mezelf te onderwerpen aan die enorm tijdrovende breed uitgesponnen veiligheidscontroles ter voorkoming van gevreesde aanslagen met bommen en granaten door terroristen uit het Midden Oosten. Flauwekul allemaal, want er gebeurt toch nooit iets. En wat dat de belas­tingbetaler allemaal niet moet kosten.

Eindelijk zat ik dan bij het raam op mijn heerlijke stoeltje 7F en stegen we op voor de vlucht naar JFK, New York. Oh ja, we maken nog een tussenstop in Londen, maar daar zit ik niet mee want dat betekent alleen maar weer een extra vliegtuigsnack (ja Helmut, ik ben onverbeterlijk). Naast me zit een bloednerveuze Arabier. Hij had geen honger, dus mocht ik zijn hamroll hebben. En dan zeggen ze dat die Arabieren niets van ons Amerikanen moeten hebben. Nu lig ik dus lekker achterover in mijn luie stoel, een dubbele Chivas Regal in de ene en mijn dictafoon in de andere hand. Ojee, we gaan landen, ik spreek je zo weer.

Zo, hier ben ik weer. We zijn nu alweer even uit Londen vertrokken. Ik heb zojuist een sigaar opgestoken want de lunch laat nog even op zich wachten. Mijn benen liggen nu op de stoel naast mij omdat die neurotische moslim in Londen is uitgestapt en er gelukkig niemand in zijn plaats op die stoel is gaan zitten. Mijn derde dubbele Chivas staat voor mijn neus.

Daarnet heb ik de zes tax free Toblerone repen, die ik voor mijn kinderen gekocht had, opgegeten. Weet ik wat ik doe als ik je zo mis. In New York koop ik wel nieuwe voor ze.

Alle mensen, wat zit ik vol. Ik heb me nog nooit zo opgeblazen gevoeld. De captain riep net om dat we nu de hoogte bereikt hebben waarop we het grootste deel van de reis zullen vertoeven, vijfendertig duizend voet boven Lockerbie, een gehucht in Schotland. God, Helmut wat zit ik vol. Ik ontplof …”

Eerder verschenen in het tijdschrift ‘Daarom’, Amsterdam, nummer 3, 1995

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s