
Het werk van Martin Bril leerde ik rond 1990 kennen. Ik las zijn stukken in ‘Vrij Nederland’ en luisterde naar zijn optredens in radio uitzendingen van de VPRO. Wat mij in hem intrigeerde was behalve zijn werklust, energie en rock ’n roll levensstijl het feit dat hij slechts zes jaar ouder was dan ik en hard op weg was om een “echte” schrijver te worden. Dat laatste ambieerde ik ook.
In die tijd dacht ik dat een levensstijl met als basis ingrediënten drank en sigaretten een garantie was voor een gelukkig en swingend leven. Later kwam ik er net als Martin Bril achter dat een fixatie op het gebruik van genotsmiddelen uiteindelijk tot het afglijden naar een afgrond kan leiden. Nu weet ik dat elk mens het wiel opnieuw moet uitvinden als het om de zoektocht naar geluk gaat. Zelfdestructie en automutilatie horen daar niet bij.
Het debuut in boekvorm van Martin Bril was het boek ‘Arbeidsvitaminen’ (1987) dat hij samen schreef met Dirk van Weelden, die hij ontmoet had tijdens zijn niet afgemaakte studie filosofie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Halverwege de jaren tachtig was het duo naar Amsterdam verhuisd waar “het” allemaal gebeurde. Bril begaf zich in de kringen waar ook kunstenaar Rob Scholte en schrijver Joost Zwagerman deel van uitmaakten. Dirk van Weelden hield er een gezonde levensstijl op na en ontpopte zich tot een fervent lange afstandsloper. Vrienden en geliefden hoeven geen kopieën van elkaar te zijn.
‘Arbeidsvitaminen’, met als ondertitel ‘Het ABC van Bril & Van Weelden’, kocht ik in 1991, toen de tweede druk van het boek als Bezige Bij Pocket verscheen. Op de achterkant van het boek valt te lezen: “In alfabetische volgorde krijgt de lezer meer dan 150 teksten, levensbeschrijvingen, interviews, gedichten, essays, verhalen, dialogen, liedjes, overpeinzingen en anekdotes te verwerken”.
Ik genoot van het originele boek, mede omdat het schrijversduo het boek had geschreven op een etage in een zijstraat van de Dappermarkt, alwaar ik aan het begin van de jaren negentig op de derde etage van de Dapperstraat 5 een gehorige en vervallen etage bewoonde. Op de begane grond bevond zich een dierenwinkel waarvan de exotische geuren van allerlei dieren en hun uitwerpselen door de kieren van het gebouw tot mijn woning reikten.
Bril & Van Weelden schreven in hun boek over buurtgenoten die je elke dag over de markt kon zien lopen, zoals Wampie, een moddervette, poeslieve alcoholist van Surinaamse afkomst die waarschijnlijk al jaren het tijdelijke voor het eeuwige verwisseld heeft.
In de jaren na het lezen van ‘Arbeidsvitaminen’ bleef ik het werk van Martin Bril volgen.
Internet bestond net. We praten over 1995? 1996? De zoekmachines die toen gebruikt werden waren die van Yahoo of Altavista. Google bestond nog niet. Ik denk dat je de begindagen van het internet moet hebben meegemaakt om te weten hoe langzaam, klein en onbenullig het internet toen was. Ik was echter dolblij met het nieuwe fenomeen omdat ik niet meer voor elk feitje voor een artikel een fietstocht naar de bibliotheek moest maken en bovendien gratis binnen een half uur een liedje kon downloaden.
Surfen over het web is vanzelfsprekend inherent aan internetpret. Een duif schijt je raam onder en binnen enkele seconden beschik je over de volgende informatie: “Duivenpoep is gevuld met schimmels, bacteriën, virussen en parasieten. Histoplasmose, een van de meest voorkomende, is een schimmel die van alles kan veroorzaken variërend van lichte griepachtige symptomen tot longontsteking, bloedafwijkingen, en zelfs de dood”. Boeiend!
Op een dag typte ik uit nieuwsgierigheid “Martin Bril” in de zoekbalk. Het was raak. Martin Bril werd vermeld op internet. Ik zou bij God niet meer weten wat de naam van de site was die bovenaan in de lijst van mijn zoekmachine stond, maar het leek of Martin Bril een eigen website had. Ik klikte met mijn muis op het webadres. Op het scherm verscheen een foto van Martin Bril met een zonnebril op het hoofd, sigaret in de hand, onder de foto een korte biografie, alle titels van zijn gepubliceerde werk, etc.
De site was echter niet om aan te zien. Extreem lelijke vormgeving sprong het meest in het oog. Kleuren die vloekten. Niet om aan te zien. Het e-mailadres van Martin Bril stond ook op de site, dus ik mailde hem zoiets van: “Ik ben een grote fan blabla, maar zou je niet wat meer tijd besteden aan de vormgeving van jouw site?” Binnen een paar minuten kreeg ik een zeer kort mailtje terug van Martin Bril: “Heb ik een site?”
Martin Bril had nog geen eigen website en “zijn” website was de creatie van een enthousiaste fan die zonder twijfel geen professioneel webdesigner was. Wat mij vooral verbaasde was het feit dat Martin Bril blijkbaar nog nooit zijn eigen naam op internet had opgezocht, want had hij dat wel gedaan dan was hij “zijn” website ongetwijfeld tegengekomen. Ik kreeg de slappe lach en het duurde lang voor ik kon stoppen met lachen.
De ster van Martin Bril zou nog een kleine vijftien jaar rijzen en daarna zijn supernova beleven in de vorm van slokdarmkanker. R.I.P. Martin Bril.